Mijn moeder spaart water. Al het spoelwater, afwaswater, handenwaswater gaat in een teil, in een emmer, op de tuin. Ik heb geen tuin. En ik verspil water. Daardoor kom ik in gewetensnood. Gisteren ben ik met een emmer spoelwater naar een buurvrouw gelopen met de vraag of het over haar planten mocht. Het mocht, maar haar gezicht sprak boekdelen. Ik wil niet de malloot van de straat worden die bij alle buren met een emmertje water aanbelt. Dus spoel ik het mooie schone schaarse spul maar weer weg. Als er op een dag niets meer uit de kraan kan komen – mede door mijn toedoen – zal ik me realiseren hoe rijk ik altijd ben geweest. Aan water. Puissant rijk, het kwam altijd trouw tevoorschijn. Schoon, helder, lekker, hygiënisch, in overvloed. Ik voel me nu al schuldig tegenover mijn moeder, die op die dag ook vergeefs de kraan zal opendraaien. Aan haar heeft het niet gelegen. Zij kan rustig gaan slapen, met een zuiver geweten. Haar dorst, haar bestofte voeten, groezelige handen en vuile oksels zullen anders voelen dan die van mij.
Over de auteur
Sylvia Hubers
Sylvia Hubers schrijft gedichten, prozagedichten en kort absurdistisch proza. Ze publiceerde zes dichtbundels en onlangs verscheen bij Prometheus haar eerste bundel microproza Hier moet ik ingrijpen. Ze leest geregeld voor en maakt deel uit van De Vorlesebühne, een groep schrijvers die kort vreemd proza op het podium brengt.
Ook van deze auteur
door Sylvia Hubers
Het water kwam
1 Minute Read
door Sylvia Hubers
Sssst…
2 Minute Read
door Sylvia Hubers
Gemist worden
2 Minute Read