Eén voor één legt Jens de plaatjes voor zich op de keukentafel.
Zo’n enorme stapel had hij niet verwacht.
Mama brengt appelsap en kano’s.
‘Dat is fijn hè Jens?’ zegt ze.
Jens knikt.
Hij glimt.
Met zijn vinger strijkt hij over het gat in de keel van de man met kanker.
Zijn lievelings.
Zijn moeder had een oproep op facebook geplaatst met een foto erbij waarop hij heel hard huilde.
De klont papier-maché als bewijs van het verdriet in zijn knuistjes.
‘Domme mama, dit is wat er na een wasbeurt over is van Jens z’n plaatjes.
Best een stapel als je bedenkt dat papa en mama alleen roken met feesten en partijen.
Wie kan ons aan nieuwe helpen?’
Het had honderdzesenvijftig likes opgeleverd, zeven hartjes, drie boze gezichtjes en het bericht was veertien keer gedeeld.
In de dagen daarna stroomden de gulle giften binnen.
Frederique had al haar dubbele afgestaan.
‘Freetje vindt het zóóóó zielig voor Jens!’ had haar moeder op facebook geschreven.
Oom Jaap en tante Gré, die op zaterdag altijd de sigarettenvoorraad voor de hele week maakten met zo’n handig apparaatje en lege hulzen, waren speciaal voor de gelegenheid duurder gaan roken en hadden sloffen sigaretten ingeslagen.
Jens had een tekening voor ze gemaakt van de voet met zwarte tenen.
Hij was goed gelukt.
Tante Gré had hem gelamineerd en op de ijskast gehangen.
Dat had ze hoestend door de telefoon verteld.
Jens neemt een slokje van zijn appelsap en maakt stapeltjes van al zijn dubbele.
Hij heeft drie dode foetussen, zes impotente mannen en veertien rotte gebitten.