Ik zal jullie wat vertellen: slachtafval is ook maar een woord. En je moet natuurlijk niet teveel gebruiken, en er ook geen milt doorheen doen bijvoorbeeld, dat glibbert van je tong. Maar een beetje kraakbeen, een stukje long erbij – dat proeft niemand. Sterker nog: dat doet iedereen. Ga maar eens in Eenrum kijken, bij Vriezinga. Een ‘Topslager’ noemt hij zichzelf, maar die maakt het net zo bont als ik. Als je daar gehakt haalt, kun je het zeen tussen je tanden vandaan pulken. En mij pakken jullie erop en hem niet.
Dus als jullie hier komen aanzetten met je schone witte jasjes en je id-kaarten van de NVWA, dan zeg ik: jullie zijn gewoon knulletjes met een klembord. Jullie weten niet hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Jullie hoeven geen halve dagen met je voeten in het bloed te staan. En geloof me: ik doe het al jaren en er heeft nog nooit iemand geklaagd. Bovendien: zoveel doe ik er heus niet doorheen, hooguit een onsje per kilo. En dat ik er kraakbeen doorheen doe is alleen maar goed, dat geeft wat structuur, wat hartigheid. Want je kan jezelf net zo lang voor de gek houden als je wilt, maar gehakt is geen kwaliteitsvlees en iedere verbetering helpt.
Vergeet niet dat ik weet wat ik doe hè. Ik draai iedere dag gehakt. Zes dagen per week, tweeënvijftig weken per jaar, al drieëndertig jaar lang. En soms gaat het mis, dat kun je niet voorkomen. Dan valt er een sliertje orgaanvlees in als je staat te malen. Nou en? Je gaat er echt niet dood aan, hoor.
En hebben jullie er weleens aan gedacht hoeveel ik voor een gehaktbal zou moeten vragen als ik dit niet deed?
Het oneerlijkste is dit: jullie gaan mij aanmelden voor de Hygiënerichtlijn, alleen omdat je toevallig bij mij een testje hebt gedaan. En bij die anderen niet. Terwijl die het net zo goed doen als ik. Maar nee hoor, jullie moeten mij hebben. Alleen omdat er tegen mij toevallig bewijs is.