Denken dat fietsen een sport is, in plaats van een snelle manier van wandelen. Denken dat fietsen iets met wielrennen te maken heeft. Vragen waarom De Tour al zo lang niet door een Nederlander is gewonnen, terwijl het toch zo’n fietsland is.
Een MacBike huren in Amsterdam, inclusief helm. Met een helm op fietsen. Wiebelend op je MacBike de overkant van het Waterlooplein proberen te bereiken. Zwaaien wanneer iemand zijn hand uitsteekt.
Je afvragen waarom de fietspaden hier zo breed zijn. Je liefde voor absurd lange remwegen tentoon spreiden. Mijn carrière op het spel zetten.
Remmen voor alle stoplichten die je tegenkomt. Niet remmen voor alle stoplichten die je tegenkomt. Stoppen met fietsen omdat het regent. Huilen om je gestolen fiets. Formulieren invullen en depots bezoeken. Denken dat ‘eraan gewerkt’ wordt. Niemand geeft om jouw fiets.
Rinkelen wanneer ik voor jou nog maar een stipje in de verte ben. Mij naderen. Denken dat ik fiets omdat ik geen auto kan betalen. Denken dat ik fiets omdat ik het leuk vind. Iets over mij denken.
Een E-bike huren en mij met een arrogante blik voorbij racen. Je hele pensioen aan fietssloten besteden en als een waakse hond rond een fietsenrek sluipen.
Denken dat we in Nederland overal snelfietsroutes hebben, omdat je ergens een interview met een Amerikaanse fietsprofessor hebt gelezen. Dat interview maar half gelezen hebben en denken dat de snelwegen hier fietspaden zijn. Op de snelweg fietsen.
Op de snelweg fietsen.
Op de snelweg fietsen.