Het mooiste gezicht dat ik ooit zag, zag ik in een opvangcentrum voor primaten. Een fijne, oranje snuit met ogen als glimmende robijnen. Ik weet niet precies wat er in die ogen besloten lag, alleen dat de wereld er dringend behoefte aan heeft. Het was in Noord-Vietnam. Rustig en wetend keek hij mij aan, wachtend op zijn terugkeer naar de jungle. Hij kauwde op de kleine blaadjes die net door een verzorger met een kruiwagen zijn verblijf in waren gekieperd. Aan weerszijden van dat gezicht ontsproten vrolijke plukjes wit haar, zijn benen waren rood als zijn ogen en zijn rug leek wel gemaakt van grijze dons. Het was een roodscheendoek, een langoerensoort; familie der slankapen; een Aap van de Oude Wereld.
De roodscheendoek is net als de zwartscheendoek en de grijsscheendoek bedreigd, omdat de Aziatische wildernissen verdwijnen. Langoeren zijn prachtige apen met lange staarten, maar hun populariteit valt tegen. Het zijn geen mensapen, zoals gibbons. Die slingeren in het centrum de hele dag op en neer, steken een hand uit naar de vrijwilligers en weten precies hoe ze hun charme moeten inzetten om het lekkerste fruit te krijgen. Langoeren zitten de hele dag stilletjes in hun hok, op bladeren te kauwen. En toch is er iets met ze. Het zijn die ogen.
Later trok ik met twee gidsen door de jungle van Oost-Cambodja. Op de zwaarste dag, aan het einde van de middag, klommen we tegen een beboste heuvel op. Om door te kunnen gaan, beeldde ik me in dat ik een olifant was. Olifanten hebben niet snel last van de hitte of van een zware backpack op hun rug; die lopen gewoon door. En tijdens dat puffen en klimmen zagen we ze opeens: langoeren! De hele boom zat vol met zwarte ruggen en lange witte staarten, die als klimtouwen recht naar beneden hingen. Het waren zwartscheendoeken. Met bamboefluitjes probeerden we hun aandacht te trekken, maar ze waren volstrekt niet in ons geïnteresseerd. Het was fijn dat ze er nog waren. En om daar getuige van te zijn.
Vandaag las ik op Mongabay (‘News & inspiration from nature’s frontline’) dat langoeren geen suiker kunnen proeven. Japanse wetenschappers gaven voedsel met en zonder natuurlijke suikers aan Javaanse langoeren en aan makaken. De makaken doken op het zoete eten af, terwijl de langoeren geen voorkeur hadden. Best vreemd, want zowel de genen als de smaakpapillen om suiker te proeven, zijn in de langoeren aanwezig. Mogelijk duidt dit op een late specialisatie in bittere bladeren en onrijp fruit, waardoor een deel van het smaakpalet is uitgedoofd. Daarmee hebben ze een perfecte niche te pakken, met voedsel dat andere apensoorten links laten liggen. En nog idealer: ook bitter proeven ze niet. Wat ze dan wél proeven wanneer ze die bittere bladeren eten, weet niemand.
Vandaag was ook in het nieuws dat de helft van de Nederlanders te zwaar is, met een BMI van 25 of hoger. Het eten van suiker is enorm verslavend en in de supermarkt is het bijna niet te vermijden. Suikervrij voedsel vraagt vaak om een ware speurtocht, die nog duur uitpakt ook. Hoe gezonder, hoe duurder. Misschien is er nog een uitweg, een afslag die we kunnen nemen: Waanzinnige kortingen op rucola en onrijpe peren. Wie weet doven onze zoete smaakpapillen dan langzaam uit. Tandartsen worden werkloos en bijna niemand spuit meer insuline. Liefst wonen we ook (weer) in bomen. Binnen een miljoen jaar moet het lukken.