Je kan dood en levend tegelijk zijn.
Je kan een verhaal zijn dat iedereen kent, maar dat nog niet geschreven is.
Je kan, ook al wil je dat niet, zo ver op de voorgrond staan dat je tijdelijk het zicht op miljoenen anderen ontneemt. Daarmee maak je mensen boos: ze vinden dat die anderen minstens even belangrijk zijn als jij, dat je een incident bent en geen gevolg van opzet en systematiek.
Daar hebben ze gelijk in. Je bent een incident. Een piepklein incidentje met tere schouders die klemzitten tussen ruwe wanden. Iemand die we even slecht kennen als de sterren uit de Story die we ook met emoties overspoelen, alsof jullie allemaal vrienden of familie zijn.
Maar dat weet jij allemaal niet. Jij weet alleen dat je begon te vallen, dat de opening boven je hoofd steeds kleiner werd, dat je in die smalle put omgekeerd geboren werd. Je dacht aan je moeder. Toen vielen er stenen op je hoofd en dacht je godzijdank niks meer.
Ze begonnen te graven. Tegen beter weten in. En we leefden mee als met een voetbalwedstrijd die met vertraging wordt uitgezonden, die al was gespeeld maar waarvan we de uitslag nog niet hadden gehoord.
Je kan geraakt en onverschillig tegelijk zijn.