Er fietst een man langs de branding bij Bergen aan Zee. Hij draagt klompen en heeft haar dat eruitziet alsof hij het thuis alvast heeft voorverwaaid. De zwarte herenfiets waarop hij zit, is aan alle kanten behangen met kratten. In de kratten zitten kleren. Truien en een winterjas.
Ik probeer er geen aandacht aan te schenken. Ik heb het strand en de zee. De zon schijnt, maar het is niet te warm en de wind waait precies hard genoeg om gedachten weg te blazen, zonder overdreven de natuurkracht uit te hangen. Het was, zo blijkt, allemaal precies goed tot die vent ten tonele fietste. Met zijn kaaklijn en zijn zogenaamd armoeiige slobberkleren.
Een meter of honderdvijftig verderop stapt hij af. Hij zet zijn fiets op de standaard, haalt een jas uit een krat en hangt die – zogenaamd te drogen – over het stuur. Dan gaat hij met de armen over elkaar en de benen iets gespreid demonstratief over zee naar de einder staan turen.
Het is overduidelijk een statement, dit. Jan Wolkers op Rottumerplaat. Dit is hoe je een band hebt met de zee. Hoe je onderdeel bent van de elementen. Maar de biceps komen net als die kuiten gewoon van BasicFit en het geheel oogt alsof Mattel StrandjutterBarbie™ heeft ontwikkeld en dit dan Ken is.
Onwillekeurig gaat mijn hand naar mijn telefoon in mijn broekzak. Het is ook fotogeniek, laat dat maar aan zulke kerels over. Maar hier is het hem om te doen en blijkbaar werkt het nog ook. Dit is nou horizonvervuiling, denk ik. Die vent steelt heel het uitzicht met dat demonstratieve gezijn daar aan die branding.
Even overweeg ik er wat van te gaan zeggen. Om op de man af te stappen, hem op zijn wangen te petsen en te zeggen: ‘De zee is niet van jou alleen!’ Maar meteen doe ik het niet. Ik bedoel, hè? Zo erg is het nou ook weer niet. Ik ga alleen niet meer doen alsof het aan mij ligt, allemaal. Dat is alles.