Het strand was leeg. Wit. En blauw. Een strand voor jezelf, dat is altijd een cadeau. Een agent zei, je mag daar niet komen, er worden raketten afgeschoten. Het schild beschermde de mensen in de stad, maar aan de kust was het daarvoor niet druk genoeg. Het was een duur schild. De man op het parkeerterrein zei: statistisch gezien is het niet heel logisch dat het mij overkomt. Hij lachte.
Het terras van het restaurant was ook zo goed als leeg. Er werd hen, door de bediening, uitgelegd waar de schuilkelders waren, hoe ze daar moesten komen in geval van nood. De in citroen gegaarde vis was goed, het gezelschap en het uitzicht. In de verte zagen ze af en toe een pluimpje.
Het was minstens vier jaar geleden. Ze keek naar de serie uit 2019 om het conflict te begrijpen. De volgende ochtend tekende ze drie petities. Stop de genocide en erken de mensenrechten van de Palestijnen. Bescherm alle kinderen. Eis een staakt het vuren van alle partijen die burgerslachtoffers maken.
In haar krant stond een foto van een huilende man. Achter hem, op dragers in het zand, vier lange lichamen in witte lakens. Aan de andere kant, omstanders. Tien volwassen mannen telde ze, op een zandkleurige trap, en één jongvolwassene, op badslippers. In het midden, in de armen van de man, een laken: aan de onderkant geknoopt, een lichaam van nog geen meter, van hoofd tot middel bebloed, zachtroze.