Het was 2016, juni, ik had mijn komst aangekondigd en toen ik de deur open deed stond ze al in de hal. Ze had op me gewacht. Betraande ogen. Ze is niet gek, toen ik zei dat ik naar huis kwam en dat we moesten praten, hoorde ik de trilling in haar stem.
Toen het hoge woord eruit was zakte ze ineen op de vloer. Pas toen zag ik hoe mooi mahoniehout is.
Zelf had ik het ook niet makkelijk. Ik wist niet of ik dit echt wilde, of ik iets zou weggooien wat nooit geëvenaard zou kunnen worden, of ik me het leven als vrijgezel niet rooskleuriger voorstelde dan het in de praktijk zou blijken te zijn; of ik het wel zou redden alleen.
Ik heb het nieuwe huis helemaal alleen ingericht. De vloer is mahonie, dat vind ik nou eenmaal mooi, de gordijnen heb ik zelf uitgezocht. Ze lijken op die uit het oude huis. Zelf houd ik niet erg van beige gordijnen, maar ze passen prachtig in het straatbeeld.
Mijn nieuwe huis staat in dezelfde straat als het oude huis, eerlijk gezegd is het de woning ernaast. Ik woon naast mijn vrouw die alleen mijn vrouw niet meer is, en we zien elkaar vaak. We eten dagelijks samen, dat is goedkoper dan ieder voor zich boodschappen doen en bovendien hoeven we zo niet allebei een uur te besteden aan koken, in aan elkaar grenzende keukens, dat zou van de zotte zijn.
Ik heb afscheid genomen van mijn schoonouders die nu mijn schoonouders niet meer zijn, maar voor verjaardagen en kerst word ik nog altijd uitgenodigd. En ik ga. Altijd. Omgekeerd nodig ik ze ook uit voor mijn verjaardag. Niet omdat ik ze teleurstel als ik dat niet doe, maar omdat ik het toch eigenlijk erg gezellig vind.