Armoede. Ik heb het woord heel vaak gezien: in kranten, opinieartikelen, in alarmerende stukjes van goede doelen. Ik begrijp nog steeds niet wat het is. Ja, heel weinig hebben. Maar wat betekent dat? Sinds ik geboren werd in een middenklassegezin met overal vangnetten om mij heen, ben ik afgesloten van toegang tot dit begrip. (Met vangnetten bedoel ik niet van die vlinderschepnetjes, maar zo’n gigantisch spinnenweb waar acrobaten op mogen vallen als ze hun evenwicht verliezen).
Een klein inkijkje in de verschijningsvormen van armoede kreeg ik toen ik een boek over armoede in Almelo las. Ik bleek al die jaren in een stad gewoond te hebben met op elke hoek een schrijnend verhaal dat voor mij verborgen bleef. Dat ik niet in één van de rijkere steden van het land was geboren, had ik al gezien aan het aantal Aldi’s, maar toen pas begreep ik dat er mensen zijn die niet naar de Aldi kunnen. Iedere keer dat ik naar de stad fietste om te shoppen, bleek ik langs een huis te komen met daarin een stel dat elke koffiepad vijf keer opnieuw gebruikte. Ze dronken warm water met een hint van koffieboon en zij was in verwachting van hun vierde kind. Wanneer ik naar het zwembad ging, passeerde ik een huis met daarin een gezin dat ooit diepvriesproducten had ingeslagen tijdens een financiële meevaller, ze verstopt had onder het bed wegens familiebezoek (wie tijdelijk rijk is tussen de armen, moet uitdelen) en dit vervolgens vergat, tot ze een week later wakker werden in een geur van rottende worstenbroodjes. Van mijn zus die bij de post werkte, hoorde ik dat ze soms stapels met aanslagen en dwangbevelen in één straat moest afleveren. De mensen haalden hun schouders op. Er waren er bij die nog nooit wél een brief hadden geopend. Voor wie geluk was: stilte voor de volgende storm van uitzettingen, boze instanties en bemoeizuchtige maatschappelijk werkers.
Wat er vanaf buiten uitziet als een gebrek aan intelligentie en organisatietalent, blijkt vooral een logisch gevolg van een leven in schaarste. Wie weinig heeft en veel verwacht, schijnt een soort overlevingsbrein te krijgen, waardoor lange termijnplannen (waarvoor je moet sparen) zinloos lijken en het kopen van een grotere flatscreen bij een financiële meevaller des te aantrekkelijker wordt. Hoeveel babymonden er ook gevoed moeten worden. Het kopen van dure dingen wordt een belangrijk compensatiemiddel. Zo wordt armoede tegelijkertijd groter én onzichtbaarder. Lastig.
Deze psychologie van de schaarste verklaart misschien ook waarom ik nooit echt zal begrijpen wat armoede is. Mijn hersenen hebben het nooit beleefd. Toegegeven, ik heb geen talent voor sparen, maar er is ook nooit een weggetje in mijn hoofd gesleten dat bij elke financiële meevaller roept: “koop iets duurs dat je niet nodig hebt!” Zolang ik de aanwezigheid van het grote spinnenweb onder me blijf voelen, zal ik afgesloten blijven van toegang tot het begrip. Eén ding weet ik zeker: ik weet niet wat het is. Ook al fietste ik er – zonder het te weten – vaak langs.