Ooit werkte ik bij SBS. Nadat dit bedrijf samen was gegaan met Veronica – de tv-zender en het magazine, maar niet het radiostation – maar voordat John de Mol het kocht en het onderdeel van Talpa werd (talpa is trouwens mol in het Latijn). Ik dacht dat dat leuk zou zijn en dat ik programmatitels mocht bedenken – Sterren Springen op Zaterdagmiddag door het IJs in een Onesie , voice-overs mocht schrijven – “Hier op dit eiland zijn acht schoonmoeders bijeen gekomen om met elkaar uit te vechten met welke ex Celine gaat trouwen”, of op zijn minst iets mocht doen met Utopia. Maar boven alles had ik geld nodig. Het reclamebureau waar ik werkte was failliet gegaan omdat ze ook een champagnemerk hadden. Of naja misschien was dat geen directe oorzaak, maar het was wel tekenend voor de twijfelachtige zakelijke keuzes die daar werden gemaakt.
SBS zat in twee heel grote gebouwen aan het spoor in Amsterdam, met onderin de studio’s van Hart van Nederland en Shownieuws en bovenin heel veel kantoor met systeemplafonds en erg smerige koffie. Ik kwam niet echt in dienst, maar via een detacheringsbureau. Daarom moest ik me elke dag bij een andere portier melden om het gebouw uberhaupt in te komen en werd ik nooit uitgenodigd voor feestjes. Maar, hoewel de hele afdeling samen in een kantoortuin zat, had ik mijn eigen kantoor.
Ik had een eigen kantoor, waar het altijd te koud of te warm was, en daar zat ik dan in mijn eentje het te warm of te koud te hebben, smerige koffie te drinken en me te vervelen. Want ik deed niets. Ik had de nieuwe Voskuil kunnen schrijven of misschien om meer werk kunnen vragen, maar in plaats daarvan deed ik niets. Helemaal niets. Ja, ik deed wel dingen; ik keek Netflix, ik ontwikkelde een podcastverslaving en ik solliciteerde. En dus had ik heel veel sollicitatiegesprekken en dronk ik heel veel kopjes koffie en verzon ik heel veel smoesjes. Toen ik op een gegeven moment echt naar de tandarts moest, had ik geen smoes meer over om te vertellen.
Mijn moeder gaf me tips over niets doen: ze was ooit een zomer in haar eentje de Franse afdeling geweest bij een linoleumbedrijf. Dat klinkt als veel werk, maar er werd toen in Frankrijk gestaakt en dus deed ze niets. Ze creëerde toen elke dag een nieuw personage voor haar zelf. Ik vond het een uitstekend idee, waren het niet dat ik zo weinig mogelijk met mensen praatte en ik dus nauwelijks iets van het personage ten toon kon spreiden.
Mijn collega’s waren vrouwen, heel veel vrouwen. Allemaal behalve één waren ze blond. En allemaal staken ze meer tijd in hun uiterlijk, haar en make-up op een willekeurige dinsdag, dan ik als ik naar een bruiloft ga. En daarmee wil ik niet illustreren hoe ijdel zij waren, maar hoe lui ik. En hoe langer ik er werkte, hoe luier ik werd: ik kamde mijn haar niet meer. Ik trok mijn vieste spijkerbroek aan. Om dat goed te praten tegenover mezelf, dacht ik aan de uitspraak van mijn baas bij het reclamebureau “Als je een creatieve functie heb, moet je er ook zo uitzien.” Hem kon je uittekenen in een Adidas-broek en met het stro van zijn paarden in zijn haar. Maar ik was geen creatief directeur, ik was een junior copywriter. Een junior copywriter met niets te doen.
Heel af en toe kreeg ik een opdracht. Dan schreef ik: “Dit programma werd u mede mogelijk gemaakt door Van der Boven trapliften” of iets over kaas. Ooit mocht ik meedenken over een nieuwe slogan voor SBS6- het werd uiteindelijk Samen op de bank televisiekijken, niet mijn creatie.
Het maakte niets uit, langzaam droogte al mijn opdrachten op. Logisch ook, ik had thuis alleen NPO 1,2 en 3 en ik geen idee waar het bedrijf mee bezig was. Ik begon steeds later binnen te komen en steeds vroeger weer weg te gaan. Ik zat vaak al voor vijven aan de bar van mijn stamcafé, dat gelukkig om de hoek was. Het was een goede tijd geweest om een affaire te beginnen. Helaas bedenk ik me dat nu pas.
Het ging door tot dat mijn manager – met wie ik het tot dan toe alleen over punk uit de ’00 en zijn amateurtoneelgroep had gehad – er na een half jaar achter kwam hoe weinig ik deed. En hij me een opdracht gaf. Een echte. Eentje helemaal voor mezelf. Ik mocht een campagne bedenken voor Glade, dat is zoiets als Febreze, ze noemen het parfums voor ruimtes, maar het zijn wc-sprays. En ik mocht hier dus een campagne voor bedenken – iets met geur en emotie en herinneringen en het reptielenbrein – en die campagne mocht een miljoen kosten. En toen, precies toen was ik er klaar mee. Een miljoen. Voor chemische lavendelgeur. Ik maakte een afspraak met mijn manager en nam ontslag. Vrijdag is mijn laatste dag, zei ik, het was woensdag.