Dit is hoe ik dacht dat het zou gaan: op een dinsdagochtend fietsen we samen naar de tandarts, we hebben geen gaatjes, ik krijg een doorverwijzing voor een stangetje achter mijn gebit omdat mijn tanden zich langzaam over mijn kaak verplaatsen. ’s Middags wellen we gedroogde paddenstoelen, maken samen soep. Je kust me regelmatig in mijn nek, we blijven ons best doen om te zorgen voor het gevoel dat tussen ons hangt. De volgende dag zeg ik dat ik naar Brussel wil, jij zegt dat we meteen kunnen gaan. In de auto zoeken we naar een plek om te overnachten (ik rijd, jij zoekt, ik weet eigenlijk niet of je een rijbewijs hebt, als je geen rijbewijs hebt betaal ik die voor je, ik wil vaak met je naar mooie plekken rijden, misschien kunnen we later een busje kopen) en ontdekken we dat mijn favoriete museum jarenlang verbouwd wordt, besluiten we naar de Ardennen te rijden. We luisteren liedjes die we beiden mee kunnen zingen. So Real. Fear of the Dark. Hermit the Frog. Wee mij. Warhead. TV-Glotzer. Wuthering Heights.
Vanmorgen werd ik wakker van buikkramp. Even dacht ik dat ik ongesteld was, op de wc bleek ik hevig te bloeden, maar het deed zoveel pijn, er was iets mis. Ik klapte voorover, pakte de gastendoek die naast het wasbakje hing en beet erop om niet te gillen. Ik probeerde het gevoel weg te duwen door hard in mijn buik te drukken. Het voelde alsof er er iets uit me kwam, er was alleen maar bloed. Na twintig minuten hield het op. Ik heb gehuild. Gedoucht. Me aangekleed. Thee gezet.
Ik begrijp dat ik een geromantiseerd beeld van je heb gekregen. Dat je je vooral in mijn hoofd gevormd hebt. Daarom ging ik je vandaag halen. Ik reed naar de haven van Lauwersoog, nam de boot naar Schiermonnikoog, nam daar de bus naar het dorp en liep vanaf daar het pad af naar het Westerstrand. Vanaf de duinen zag ik in de verte enkele mensen lopen, het was onmogelijk je te onderscheiden, het was laagwater en het strand was enorm. Ik trok mijn schoenen uit al was het koud, liep naar de zee. Daar stond jij, je liep me niet tegemoet maar wachtte tot ik er was, je pakte me vast en we hielden elkaar vast tot het vloed begon te worden.
Nee. Ik reed naar de haven van Lauwersoog, nam de boot naar Schiermonnikoog, liep de boot af richting de bus en zag jou aan de andere kant van het hek wachten tot je op de boot naar Lauwersoog mocht, je droeg een zwarte vissersmuts, keek me aan en schudde je hoofd.
Ik reed naar Lauwersmeer, wachtte tot het donker werd en keek omhoog in de hoop dat jij dit ook ergens deed.
Nee.
Ik liep naar de Jumbo waar jij je boodschappen doet, kwam je niet tegen. Nee.
Ik reed op de fiets naar Vera, liep de trap op, gaf mijn jas af, kocht een biertje, wachtte tot Shantel begon, danste, keek opzij en zag je een vrouw met felrood opgestoken haar zoenen, je liet haar los, zij liep naar de bar, je keek me aan, lachte en stak je hand op.
Nee.
Nee.