De nacht valt en twee tieners drinken halve liters op het dak.
De nacht valt en een meisje plakt een zorgvuldig uitgekozen glitterroze hartjessticker bij de naam die ze in haar dagboek heeft gepend.
De nacht valt en duizend mannen in spijkerbroek rijden in hun volvo’s naar huis, hun verlichting op de strepen op de weg en hun gedachten bij zojuist.
De nacht valt en iemand neemt een beslissing die de toekomst verandert, en iemand neemt geen beslissing en daardoor verandert de toekomst ook.
De nacht valt en ik was ook ooit achttien, ik zat in het park en stiekem dronk ik het hele pak wijn leeg – kijk, daar staan mijn vrienden met elkaar te zoenen, rare combi, zij zijn niet eens hetero, die twee, de nacht valt en hun tongen draaien rondjes zoals de tv ons vertelde dat dat moest.
Het is donker hier. Doe je ogen maar dicht. Niemand ziet wie je bent nu, niemand ziet ons vannacht. Kom erbij, kom met ons in het park zitten. Wij filmen je niet. Wij verraden niemand.
De nacht valt en de haast valt ook. De rede valt. De noodzaak. Niemand belt nog na tienen. Zink maar achterover, er is hier niets.
De nacht valt en je boekt een treinkaartje. Geen vliegticket. Of toch? Ja, maar gewoon, economy class, je hebt geen extra beenruimte nodig, je zou je ongemakkelijk voelen.
De nacht valt en je doet het bovenste knoopje van je broek open. Ik ook. Wie niet?
Heb jij het gezien? Op tv? Hoe je tongen moet? En zat je vader daar dan naast?
In Thailand valt de nacht. Hallo ‘gap-year’. Niemand die weet wie je bent. Je laat een paspoort zien om een scooter te huren. Ja, je hebt een lange achternaam, maar weten zij veel, misschien alle Nederlanders wel. Je krijgt er een helmpje bij.
De nacht valt en de verlichte strepen op de weg verdwijnen onder je voorwiel. Jij verdwijnt ook. Op vakantie heet je Emma. Je gebruikt selfies op Tinder, geen staatsieportretten, je stelt je afstand in op acht kilometer.
Jij mag het zeggen van mij, die zin, die domme, met dat ‘jezelf vinden’, wat kennelijk in het buitenland moet. Over jou geloof ik dat.
De nacht valt, maar ver van huis valt -ie kalmer. Je zit op een dak, je drinkt een halve liter, je hebt een match, die steekt je sigaret voor je aan.
‘Wat studeer je?’
Jij schudt je hoofd.
‘Wat wil je worden dan?’
‘Koningin,’ zeg je, waarop je uitgelachen wordt, en jullie lachen samen alles uit, tot het bier op is. ‘Koningin!’ roept je match over het dak, die stille vreemde stad in. ‘Koningin, koningin Emma! Ach, kom toch hier.’
Twee miljard mensen ademen tegelijkertijd uit,
en de nacht valt.