Op mijn tiende werd ik binnenhuisarchitect
schiep villa’s met strak aangeharkte tuinen en rimpelloze zwembaden
uren kon ik malen over welk behang beter bij boogvormige ramen past
natuurlijk werd er ook geleefd, het waren perfecte gezinnen
met perfect rechte tanden en perfect gave huid, er werd niet gewerkt
want geld was er genoeg dus liepen ze stuurloos rond
marionetten die naar de keuken liepen, de koelkastdeur opentrokken om
te vergeten wat ze daar kwamen doen, zonder opdracht waren hun levens
leeg
en in die leegte begon het te spoken bekroop me het gevoel dat ik deelnam
aan een psychologisch experiment à la Milgram à la Stanford Prison
want ze konden niet aantonen dat er zoiets als een god bestaat maar misschien
wel wat zo’n god zou doen, als die zou bestaan
de mythes van barmhartigheid vervlogen al snel want kijk
daar verdwijnt het zwembadtrapje en verdrinkt zoon nr.1
de mensengoden bleken wreed de vraag was alleen werd hier
wel iets nieuws geopenbaard en zo ja aan wie