Ik heb een hekel aan referenda, omdat er nu toch een handelsverdrag met de Oekraïne komt en er straks een Oekraïense plofkipfabriek in Veenendaal staat, net zoals de Noord-Zuidlijn er wellicht uiteindelijk ook zal komen. Ik haat het dat er straks ‘geproduceerd in Nederland’ op het etiket mag staan. Er zou ‘Oekraïense plofkip’ moeten staan en dan liefst in hoofdletters, om daarmee dit soort praktijken aan de schandpaal te nagelen.
Ik heb een hekel aan aangespoelde potvissen, met hun buiken vol plastic waardoor ze verhongerden, omdat plastic niet op hun menu staat. Ik haat mijn eigen liefde voor vlees en dat vegetariër worden ook al geen optie meer is, door de documentaire die ik laatst zag, waarin duidelijk werd dat planten ook emoties en gevoel hebben. Ik haat mijn eigen ambivalentie daarin. Mijn eigen ambivalentie in het algemeen. Ik praat met de planten in mijn moestuin, zij weten niet dat ze met hun eigen roofvijand in gesprek zijn.
Ik haat griezelfilms waarin op het einde alles weer overnieuw begint, als je die film juist dwangmatig, met een half oog hebt afgekeken in de hoop dat al het enge voorgoed voorbij zou zijn.
Ik heb een hekel aan krantenkoppen in hoofdletters en aan tekstberichten in CAPS LOCK. Aan integratiebeleid, rolkoffers op kasseien, stofvangers in huis zoals luxaflex, glazenbollenkijkerij. Ik zag vandaag de kop ALIENS ZIJN ONDER ONS EN WE HEBBEN ZE ZELF GESCHAPEN.
Ik veracht woorden als dobberneger, de infantilisering van de taal en hoe wij met elkaar communiceren. Aan google die vraagt of je hengst bedoelde als je op engst zoekt, ook al weet je niet zeker of dat een woord is. Dat je alles wat je in google zoekt later als advertentie op je facebook ziet verschijnen, maar dat je net zo goed een wasmachine kan zoeken voor een kennis, of dat je even wilt weten hoe je dat woord spelt.
Ik heb een hekel aan kappers die alleen de tondeuse hanteren en aan de klanten die bij zo’n kapper naar buiten lopen met zo’n ik-ga-de-stad-eens-lekker-onveilig-maken-blik. En dat ik zelf heel anders uit mijn ogen kijk als ik de stad onveilig maak.
Ik heb een hekel aan in de wacht staan of gebeld worden door iemand die zegt dat jij een terugbelverzoek hebt gedaan en dat ik dat altijd ontken. Aan dat ik moet slikken als mijn vader me belt met de mededeling: ‘Jij hebt dit weekend de beurt.’ Dat ik dat net zo erg vind als gescheiden ouders die zeggen: ‘Ik heb dit weekend mijn kind.’ En dat ik me schaam omdat ik niet vaker spontaan bij mijn vader langs ga, maar toch altijd weer mijn beurt afwacht. Dat ik over het algemeen te vaak mijn beurt afwacht, en dat die dan zomaar voorbij kan zijn.