Ronald Daal probeerde een verhaal te schrijven. Een inspirerend verhaal zelfs. Dat lukte niet. Niets lukte. Hij begon met een grapje waar zelfs hij als schrijver niet om moest lachen. Toen dacht hij: misschien dat mijn overbuurmeisje dit best leuk vindt. Verder kon hij niemand bedenken. Zijn overbuurmeisje kon niet lezen, maar dat was Ronald Daal vergeten omdat hij over een vervolgzin peinsde. Die kwam niet. Niet echt althans. Hij typte ‘En toen was het verhaal uit’. Hij was zo teleurgesteld in zichzelf dat hij de punt vergat, terwijl hij doorgaans zo interpunctueel door het leven ging. Ronald Daal drukte op printen. Het lampje van de printer knipperde. Dat betekende, in printertaal, dat de computergebruiker de tyfus kon krijgen.
Na vier klappen en een harde reset las Ronald Daal zijn verhaal van het papier. Hij had gehoopt dat het, eenmaal zwart op wit, toch iets van de gave van de schrijver zou onthullen. Dat deed het niet. Hij besloot zijn hele oeuvre te vernietigen. Ronald Daal verfrommelde het broddelwerk. Vervolgens stak hij het in brand in de wasbak. Het papier fikte mooi. Ronald Daal printte zijn verhaal nog honderd maal uit en legde een spoor van exemplaren door het huis van zijn ouders. Met spiritus plakte hij het papier aan het kliklaminaat. Heel voorzichtig stak hij het eerste vel aan. Het vuur zette het direct op een lopen. Wat fikte het prachtig!
Ronald Daal gaf eerst het schrijven op en toen het leven. Hij ging door de dood als de domme jongen die met vuur speelde. Zijn ouders, zo door de rouw vertoornd, negeerden Ronald Daals schrijverschap en lieten Hier rust Gerrit in de steen slijpen.
Een schrijver las over Gerrit in de krant. Hem is een hels schrijverschap bespaard gebleven, dacht de schrijver. Hij moest lachen. Toen stopte hij zijn pijp weg en stropte zijn nek.
Over welk nieuws gaat dit?