De pakketbezorger vraagt haar waar haar naam vandaan komt. ‘Mooi,’ zegt hij. ‘Arabisch?’ Ze schrikt. Niet per se van de vraag, die krijgt ze vaker. Ze realiseert zich op het moment van de vraag pas dat ze op dit tijdstip nog in pyjama is. Daar vindt ze ineens ook iets van, een interne terzijde die haar even doet haperen.
De pakketbezorger heeft haast, zijn houding is die van een hardloper voor de start van de 5000 meter. Op de achtergrond ziet ze zijn kameraad op de bijrijdersstoel in de witte bestelbus zich afvragen waarom deze transactie zo lang duurt. Misschien is de pakketbezorger ook geschrokken van de vraag, want hij zegt: ‘Sorry.’
Dat hoeft nou ook weer niet, denkt ze. Bovendien wil ze zich niet laten leiden door alles. Ze kent de pakketbezorger gewoon. Ze zegt zoals ze normaal ook doet: ‘Israëlisch.’ ‘Joods’ leidt over het algemeen tot meer persoonlijke vragen en daar heeft ze nu even geen zin. De bezorger maakt het ‘check’ geluid waarbij je de tong in een mondhoek tegen het gehemelte drukt en dan ‘tik’ doet. In een Franse film zou er nu een bijzondere band tussen haar en de Arabische pakketbezorger ontstaan. Ze zouden samen in de bestelauto onder begeleiding van melancholische pianomuziek chocolade harten bij internethitsers door de bus duwen en in slow-motion gierend van de lach onnodige rondjes rond de rotonde rijden en wat niet al. Maar dit is geen Franse film, gelukkig maar, want dát hoeft nu ook weer niet.
De pakketbezorger en zij wensen elkaar een fijne dag. De schoenen die ze toch echt in haar maat had besteld, blijken totaal niet te passen. Dat gebeurt de laatste tijd steeds vaker. Natuurlijk is dat geen boodschap, denkt ze. Maar het is blijkbaar tóch een effectieve manier om haar het gevoel te geven dat ze eigenlijk te groot is.