Mocht ik maar opnieuw geboren worden. Ik zou niet dwars gaan liggen, mijn moeder niet open laten snijden en mezelf niet uit haar buik laten scheppen als een bolstaande bitterbal uit een pan frituur. Nee. Ik zou me klein maken, kleiner maken, vloeibaar haast, en mezelf door dat nauwe geboortekanaal naar buiten laten glijden. Ik zou niet huilen, niet zo hard huilen.
Mijn vrouw en ik deden vroeger een spel waarbij ik de kleur van de M&M’s raadde die ze achter haar rug hield. Zacht en plakkerig smolten de chocoladepinda’s in de palm van haar hand terwijl ik mijn ogen sloot, even nadacht en uiteindelijk ‘groen!’, ‘rood!’, ‘blauw!’, ‘bruin!’ of ‘geel!’ riep. Steeds vaker had ik het goed, steeds vaker kreeg ik het gevoel dat ik echt iets kon. Wat begon met het raden van kleuren eindigde met het raden van bedragen in glimmende koffertjes op nationale tv. Het zweet stond in mijn handen en mijn vrouw beet haar nagels stuk van ongekend geluk. En ik keek naar haar en ik hield van haar. En toen sloeg een hand, kennelijk de mijne, op die rode knop. En alles hield op.
Mocht ik je maar opnieuw ontmoeten. Ik had nooit die spijkerbroek met de scheur bij mijn knie gedragen die jou deed denken aan de keer dat je over een hek klom om je toekomst tegemoet te rennen en dat je toen bleef hangen in het prikkeldraad. Nee. Ik zou een pak dragen en je mee uit eten nemen en alle deuren openhouden en je stoel aanschuiven. Meteen zou ik je zeggen dat je de allermooiste vrouw was die ik ooit had ontmoet. Dat jij het was. Dat je nooit nooit nooit meer weg mocht gaan. Nooit zou ik je vergeten, nooit mijn lust boven jouw liefde plaatsen. Ik zou eigenhandig een huis voor je bouwen, je de wereld laten zien, je kinderen schenken en elke nacht je lijf kussen tot je sliep.
Mocht ik maar opnieuw.