Wanneer ik twee paracetamol uit hun strip druk – want wat moet je anders –, wanneer ik het groene bekertje, dat al sinds jaar en dag in de badkamer staat, met water vul en de pijnstillers wegslik, en wanneer ik in een onbewaakt ogenblik een blik werp op het gelaat in de spiegel, staart een oude vrouw mij aan. Flets haar dat als een vogelnestje op haar hoofd zit, diepe groeven langs haar mond, en veel grijs onder de ogen.
Twee dagen breng ik in sluimer-toestand door. De deur naar boven blijft gesloten. Er worden potten thee, schaaltjes appel, en bekers bouillon bovenaan de trap neergezet; en daarna gaat de deur weer dicht. Alles is heel vreemd. Al die tijd raast de wind om het huis, en klettert de regen tegen het raam.
De tweede dag voegt het jongste kind zich bij mij. Toen zij het bericht hoorde moest ze huilen, ze had dit niet verwacht, ze voelt zich kiplekker. Ze kijkt kerstfilms op mijn laptop aan het bureautje onder het schuine raam. Terwijl het licht langzaam afneemt zit zij roerloos aan het scherm gekluisterd.
De derde dag gaat de wind liggen en wordt het buiten stil, vanaf dan gaat het beter. De Zanger en het oudste kind zijn elders ingetrokken. Ik sta in alle vroegte op, maak voor het eerst weer koffie, en ruik het niet wanneer het kokende water zich met kracht door de koffie perst. In de kamer zit ik alleen op de oude roze bank die in het midden doorzakt en zie hoe de dag heel traag begint. Later nestelt het jongste kind zich in het holletje tussen mijn benen, al is ze intussen bijna net zo groot als ik. Gelukkig kan ik jou wel knuffelen mama, fluistert ze. Voor het ontbijt bakt ze wentelteefjes van glutenboterhammen; nu haar zus er niet is kan dat.
Aan het eind van de ochtend word ik gebeld door een mevrouw, zij vult mijn dossier in, zij is heel geduldig. En gelukkig spreekt ze mij consequent aan met u, dat scheelt iets. Ze zegt dat ik immuun ben. Ik onderbreek haar: maar ik heb het nu toch? Oh nee, oh ja, ze haast zich verder door haar vragenlijst, ze dreigt verstrikt te raken in haar eigen protocol. Ze kan het ook niet helpen. Het gesprek duurt heel lang, wel anderhalf uur, na afloop moet ik gaan liggen.
Hoe we ’s avonds film keken en chips aten, er waren veel chips, een collega bracht ze langs. En hoe het jongste kind elke avond kookte. Ze maakte dansjes in de keuken en zette een zonnebril op; voor tijdens het uien snijden. Dat helpt tegen het huilen, ze leerde dat van haar vader. Ze mist hem, en haar zus ook. En hoe we na het eten, toen het donker werd en niemand ons zag, naar buiten gingen. Heel stiekem een rondje liepen door de buurt, dat voelde heel stout. Zij ging op haar skeelers over het fietspad langs het water, dat zo lekker glijdt. Ze gebruikte mij als lantaarnpaal om een rondje omheen te zwieren. En toen we thuiskwamen hing er een zeepje in de vorm van een engel aan de deur. Dat heeft een vriendin langs gebracht, er lag ook een chocoladereep van goede kwaliteit op de mat. Het zeepje hang ik op zolder bij de spiegel. Ik ruik er soms aan, of ik alweer ruik, en als ik daarna in de spiegel kijk, blikt een vrouw met een frisse oogopslag terug.