De vloer van zijn slaapkamer was bezaaid met vuile kleding. Onder het raam stond een lege wasmand.
‘Trek je shirt uit,’ zei ik.
Ik vind een ontbloot onderlijf niet aantrekkelijk als er een gekleed bovenlijf aan vastzit. Hij was stijf en droeg een grijze trui met een grote afbeelding van Woody Woodpecker. Toen hij zijn trui uittrok, bleek hij gespierder dan ik dacht. Op zijn linker onderarm stond ‘Priscilla’ geschreven. De letters waren krullerig en mooi gezet.
Hij zoende me net iets te gretig en nat.
Ik had mezelf voorgenomen dat het betekenisloos zou worden en dat was het ook, maar het lukte niet om mijn mond te houden. Terwijl ik het openen van de sluiting van mijn beha van hem overnam, vroeg ik naar Priscilla.
‘Priscilla is dood,’ zei hij.
Ik had meteen spijt van mijn vraag.
‘Voor mij wel, tenminste.’