Lieve wereld, en Prins Harry,
Harry is een prima naam, een stevige naam zelfs, een universele naam die past bij een brilletje of een bouwvakkersspleet, bij een schrijver of een stamelpresentator, ja, Harry past eenieder en eenieder past een Harry, maar Harry past niet, en ik herhaal: niet, niet, niet, niet bij een prins. Prins Harry. Kom op! Dan wordt het ludiek. Prins Harry: wast uw was zachter. Prins Harry: de billetjes van uw baby verdienen alleen het allerbeste. Prins Harry: nu de derde hamburger gratis.
Prins Harry is een kneusje, gered door zijn stamboom. Iedereen ziet het, iedereen weet het. Zelfs zijn baard kan hem niet redden. Ik ken verder geen vrouw die voor zijn charmes is gevallen en dat komt heus niet alleen doordat ik geen vrouw ken die de prins ooit heeft ontmoet.
Drieënzeventig procent van de mannen geeft een naam aan zijn penis. Ik hoor bij de minderheid van zevenentwintig procent, maar als ik toch bij de meerderheid wil horen, dan zou ik mijn pielemonster Prins Harry noemen. Prins Harry is inderdaad een prima naam, voor een piemeltje.
‘Bestel maar vast een pilsje jongens, ik ga Prins Harry even uitlaten.’ Dan werkt het.
Nu lijkt het alsof ik boos ben op Prins Harry. Dat is niet waar. Ik ben ook niet teleurgesteld. Niet in Prins Harry. Heus niet. Misschien een beetje in zijn verloofde, die doet alsof ze Meghan Markle heet. Meghan Markle: dat allitereert me een beetje te veel om voor echt door te gaan.
Een zanger poogde eens te zingen: waarom nou jij?
Ik denk aan je, R.Z.
En ik ben ook rossig.
Met zo weinig mogelijk groetjes,
Mike Ross