Ze zijn nog niet halverwege.
ze zitten nu op 276 potjes met vet.
Ik ken een liedje dat gaat je irriteren hebben ze al uit.
De tel hebben ze niet bijgehouden.
Met Jip en Janneke vingers heeft hij zitten prutsen.
Het mechaniek is nu uit het boek en loeit vals van Aloha en Hawai.
Hij probeert het na te zingen. Dat doet hij achterstevoren.
Haar fiets loopt aan.
Op het ritme zingt ze wat ze ziet: man met ijsje, vrouw met stok, bruine geraniums, een blikje op straat.
De zanger zingt in zijn dictafoon.
Hij zingt voor hoe het niet moet.
Zij maakt er daarna, een paar kilometer verderop, het beste van.
Tijdens het koken zingen ze alle reclames die ze kennen.
Over sandwichspread en rookworst en koffie, daar kun je ook goed over zingen.
En chocoladerepen.
Ze zingen de liedjes van hun jeugd en drinken koffie.
Ze denkt dat ze in een vorig leven barokcomponist was, alle barok kan ze feilloos meezingen.
Als ze aan de soundmixshow zou moeten meedoen, dan zou ze Ruth Jacott zijn.
De merel zingt in de straat.
De meerkoet zingt niet, die krijst.
De theeketel fluit.