Een keer per jaar maakt Jan een uitstapje, voor de rest blijft hij voornamelijk binnen. Leert hij liedjes uit zijn hoofd en werkt hij zijn Engels bij. Vrienden heeft hij nauwelijks, maar wat geeft het, een keer per jaar brengt hij met duizenden gelijkgestemden door. Daar zuigt Jan het geluk naar binnen als een verslaafde. Winnen is niet belangrijk, Jan zingt met alles luidkeels mee. Het gaat om de glitters, de euforie in de zaal die als een beest aan je trekt.
Maar dit jaar wilt hij het anders aanpakken. Jan plaatst een advertentie in de krant en in de buurtsupermarkt, dat hij iemand zoekt om met hem mee te gaan. Als hij geen reacties krijgt maakt hij briefjes die hij bij hem in de buurt in brievenbussen stopt. Midden in de nacht zodat niemand hem ziet. Zijn overbuurman komt langs en zegt dat hij misschien wel iemand weet, maar dat kost wel wat. ‘Soms moet je vriendschap afkopen’, zegt hij.
Ze ontmoeten elkaar een dag vertrek. Een kleine vrouw met een onbestendige leeftijd, ze zou net zo goed veertig als vijftien kunnen zijn en ziet eruit alsof al het leven uit haar geslagen is. Op het vliegveld staart iedereen naar het stel. Jan moet van alle aandacht blozen. Zijn nieuwe vriendin ziet er hongerig uit. Jan weet niet of zeker of hongerig het juiste woord is, maar het lijkt erop alsof ze wat mist dus stopt hij haar vol. Eerst met taco’s, dan met sushi en tenslotte met een sorbet.
Tijdens het festival houdt Jan haar de hele avond op zijn schouders. Ze is zo licht als een veertje. Iedereen lacht naar hen en geeft ze biertjes. Na een onvergetelijk weekend in Stockholm wil Jan de vrouw zonder leeftijd en waarvan hij niet helemaal zeker is of ze levend of dood is niet meer kwijt dus koopt hij haar van zijn overbuurman met al het spaargeld dat hij nog heeft.