Het ritme in haar lijf begon met plofjes
In de ochtend. Ze telde links rechts
Twee drie – Links rechts twee drie
Laken, klerenkast, een hunkerend apparaat
Twee drie,
Raap me op, trek me aan ze
Draaide een kleine tornado
Haar vingertoppen trippelden
Over de strepen van haar blauw met
Witte trui, twee drie, rechts twee drie
Vervuld door de welvingen
Van haar buik. Waar in haar droom net nog
Een groot gat zat (naar een aanwassende wereld)
Ze dacht aan de eerste ontmoeting
Met de geleerde die ze wilde zijn
De vingers op het toetsenbord
Twee drie, links rechts eureka!
An der schönen blauen Donau, onbetaalbaar Berkenbos
Behaaglijk in de ratelende holletjes van hun hersenschors
Samen zochten ze al maanden naar de mogelijkheid om
De opmerkelijke situatie, haar rijpende lichaam
Op waarde te schatten
Plofjes been, twee drie, de zachte huid, rechts links
Bloedbanen en alsmaar groeiende
Onzichtbare draden van wat ze begreep
of hoe ze dat speelde