Ik heb het al gehad, ik weet het zeker! Ik mag naar buiten. Ik haal mijn rugzak van zolder, ik trek mijn veters strak en zet mijn tent neer op verlaten campings. Niemand die me controleert. Ik plas in de bosjes, ik wandel naar de supermarkt en doe boodschappen met een karretje. Ik ben immuun en ik ben vrij. Waarom is niemand blij voor mij? Waar is de grote rode stempel? De stempel van de veiligen, de bevoorrechten, de helden die de wereld weer gaan opbouwen. Op een dag staat hij op mijn hoofd, verzin ik. Ik vind mijn stempelcollega’s en we gaan zitten in denktanks, hele krappe, eigenlijk is het er maar een. Een groot zilveren ei dat je openklapt aan de bovenkant. Binnenin bankjes rondom. Schermen, toetsenborden voor op schoot, een raam naar boven. We zitten strak naast elkaar op de bankjes, de stof van mijn t-shirt plakt aan de blote schouder van mijn collega. We hebben elkaar gekust ter begroeting, we geven dubbele high fives voor ieder geniaal toekomstplan. We lijken wel een film, zeggen we tegen elkaar, en we knijpen in elkaars knieën. We kunnen gewoon niet van elkaar afblijven en dat hoeft ook niet.
We maken goede afspraken. Gewoon in keer voor de hele wereld. Als we toch bezig zijn. We gaan het anders doen, zeggen we. We stoppen met de armen armer maken zodat de rijken rijker kunnen worden. Daar was niks aan. Voor de armen. Laten we nu doen dat iedereen even rijk wordt. En ja, zeggen we tegen elkaar, dat is straks even slikken voor de rijken. Ja meneer Goldschmeding, klopt, opeens zijn er 8 nullen verdwenen uit uw saldo. Gek hè. Maar ja, een nul, dat was toch al eigenlijk niks? Ja Mariska, het is waar wat je steeds zegt: eigenlijk is dat huis een beetje te groot voor jou alleen. Trrrrinnggg, hoor je dat? Vijf Eritreeërs, hun matjes onder hun armen. Je verlangde toch naar meer reuring in je leven?
Voel eens aan je schouders, zeggen we tegen de rijken, voel eens hoe licht ze voelen, zo zonder dat westerse schuldgevoel. Je voelt niks? Kijk eens om je heen. Je ziet de kleuren net wat feller, let maar op, nu we je kop uit het zand hebben gerukt. Makkelijker wordt het niet. Dat zien we ook wel, in ons ei. Maar we zijn één wereld. En dat is ook wat waard.
Dat zeiden we. Wij van de rode stempel. Als we bestonden.
Ik heb het al gehad, ik weet het zeker, maar ik blijf binnen en ik kus mijn kat.