De conductrice blaast snerpend hard op haar fluit. Ik zit op de trap in het tussenstuk van de dubbeldekkerstrein en zeg van schrik hardop ‘snerpend.’
‘Wat zegt u?’ vraagt de conductrice.
‘Snerpend,’ herhaal ik eerlijk. ‘Dat ging gepaard met flink wat daadkracht.’
De ogen van de conductrice glimmen van trots. ‘Ja, hè? Maar dat moet ook. Nu weet iedereen tenminste dat de trein gaat vertrekken.’
De deuren sluiten en de trein komt in beweging. De conductrice draait zich naar mij om, slaat haar armen over elkaar en houdt haar hoofd iets schuin. Kut, denk ik. Een praatje. Dat is het risico van de act van Eigenaardige Meneer. Negen van de tien keer werkt ‘ie, maar soms werkt ‘ie juist averechts.
‘Zo,’ zegt ze. ‘En waar gaat het reisje heen?’
‘Naar Amsterdam,’ zeg ik.
‘Leuk. Woon je in Amsterdam?’
‘Nee.’
‘Heb je familie in Amsterdam?’
‘Nee.’
‘Werk je in Amsterdam?’
‘Nee. Ja, soms. Maar niet nu.’ Ik kijk de conductrice even aan, want dat hoort zo bij gesprekken. Ik begin te twijfelen of het wel trots is wat daar in die ogen glimt. Het lijkt iets anders. Iets dat ik niet helemaal thuis kan brengen. Ik denk: niet bang worden nu. Dat ruiken ze.
‘Ga je naar een concert of zo?’
‘Nee,’ zeg ik.
‘Naar een toneelvoorstelling?’
‘Nee.’
De conductrice heft haar handen ten hemel. ‘Waarom ga jij dan IN GODSNAAM naar Amsterdam?’
‘Ik ben een toerist,’ zeg ik. ‘En dan ga je naar Amsterdam.’
‘Een toerist? Jij? Laat me niet lachen.’
‘Kijk,’ zeg ik en laat de conductrice mijn rugzak zien. Ik rits de rugzak open en haal er een flesje water en een banaan uit. De conductrice lacht schamper om mijn bewijsstukken.
‘Waar is je selfiestick?’
‘Eh…’
‘En je zonnebril? Je hebt verdomme een lange broek aan, man! Zal ik eens wat zeggen? Jij bent geen toerist. Je bent hooguit een dagjesmens.’
‘Oké, oké… Je hebt gelijk. Ik ben een dagjesmens. Sue me.’
‘Ja nou,’ zegt de conductrice. ‘Het is gewoon wel een verschil. En dagjesmensen brengen relatief weinig geld in het laatje. Met jullie zelf meegebrachte bananen. Maar jullie nemen dus wel net zoveel ruimte in als een toerist.’
Ineens ben ik er klaar mee. Ik sla op mijn knieën, sta op, kijk de conductrice recht in de ogen en zeg: ‘-‘
De conductrice heeft groene, nee, blauwe, nee, groene ogen. Ligt er een beetje aan hoe je kijkt en wat er langs het raam op de achtergrond aan landschap voorbij flitst. Van weilanden worden de ogen blauw, maar van rivieren worden ze groen. Ik zou graag een foto van de ogen van de conductrice maken en die dan trending maken op Twitter. De wereld verdelen in drie overzichtelijke kampen: Groen, Blauw, en Boeiuh. Maar ik durf niet aan de conductrice te vragen of ik haar ogen trending mag maken op Twitter.
Geeft niet.
Het is ook weer niet goed om alles maar te durven.