Het was op een klein eilandje in een meer in Midden-Zweden. Zo’n Astrid Lindgren-plek met een verdwaald boompje en één lawaaiige meeuw die we Kapitein Krijsbek noemden. Mijn geliefde kronkelde bijna net zo erg als het lijf van de worm waar hij een klein ijzeren haakje doorheen wilde duwen. Hij had zich ingeleefd in het lijden van de worm. Het was zijn idee geweest om een hengel mee te nemen op deze kanotocht. Noedels met vis is net wat leuker dan noedels met niets. Ik was verbaasd. Waarom parkeerde hij zijn empathie niet om te doen wat nodig was? Door zelf de haak door de worm te slaan, maakte ik een einde aan de scene. Gelukkig vingen we niets.
Ik groeide op in een dorpje in Twente en leerde van mijn vader al jong de juiste mantra’s om dierenleed te kunnen verdragen. Op de boerderijen waar ik speelde werden varkens in vrachtwagens geduwd. De vader van mijn beste vriendin was een trotse jager, in hun huis rook het altijd een beetje naar bloed en dierenhuiden. In de sloten naast het bejaardentehuis lagen vallen voor de muskusratten. Vee hoort vlees te worden. Herten zijn blij te sterven voor het evenwicht in de natuur. Muskusratten zijn een plaag en richten schade aan.
Gisteren las ik in The Guardian dat regenwormen ‘meer liefde’ nodig hebben, want hun aantallen dalen dramatisch. Dat bijen en hommels eruit kunnen zien als vliegende teddyberen, is inmiddels wel bewezen. Maar wie van een pier meer dan een roze sliert met een mond en een anus wil maken, moet beter zijn best doen. Tenzij je de empathische vermogens van mijn geliefde bezit.
Aan de regenwormen zelf ligt het niet. Die hebben genoeg liefde weg te geven; ze hebben vijf harten en twee verschillende geslachtsorganen, aan elke kant één. Als het regent komen ze naar boven en kronkelen ze soms wel vier uur om elkaar heen tot er een slijmlaag ontstaat waar ze vanaf twee kanten eieren in leggen en bevruchten. Alsof er eigenlijk vier wormen bezig zijn. Pas na een jaar is een babyworm geslachtsrijp.
Maar hun liefde is niet beperkt tot andere wormen. Ze helpen tuinbezitters en boeren door bladeren via tunneltjes de grond in te trekken en om te zetten in compost. En diezelfde tunneltjes brengen lucht en water in de bodem. Aristoteles zei veel rare dingen over dieren, maar hij had gelijk toen hij wormen ‘de darmen van de grond’ noemde. Roze slierten die gratis de aarde vruchtbaar houden, wat wil je nog meer?
Oogjes misschien. In de jaren negentig had ik een twisty: een roze pluizige worm met wiebeloogjes, die ik aan een onzichtbaar nylondraadje door mijn vingers liet glijden. Praktisch gezien een aaibare regenworm. Misschien wordt het tijd dat ze terugkeren. Voor de goede zaak. Dan kan Bart Smit meteen een hele speelgoedlijn met bodemfauna maken. Opwindkevers met glimmende schilden, duizendpoten die als kinetische kunst over je hand kunnen lopen, slakken van slijm in verschillende kleuren en pissebedden die vredig op je schouder blijven zitten. De wereld is er klaar voor. Moet er klaar voor zijn.