Melania heeft een vlieg in haar oog. Ik veeg hem weg, het laat een vlek achter op het scherm. Ze staat niet altijd achter haar man, staat er onder de foto. Dan slaat ze zijn hand weg of geeft een ontkennende verklaring uit. Er zijn overal vrouwen. Met lang haar en op hakken, met korte krullen of een fiets. Ze zijn eigenlijk net mensen. Ze schijnen zelfs weleens een boek te schrijven. Als hun drukke schema van tampons kopen, snotneuzen afvegen en huilen bij zielige films het toelaat.
De economie is een donut. Eigenlijk is de wereld een donut. Heet van binnen, vettig van buiten, niemand wil zijn vingers eraan branden en het gat wordt steeds groter. Soms roept iemand ‘hallo!’ door het gat, zoals een kind door een tunnel. Het echoot machtig.
Er was eens een man die bij een bruidstaart stond. Hij keek naar het mes in zijn hand. De kamer met uitzicht op een kerk was niet van hem. De hele dag was als een vreemde die zijn huis was binnengedrongen en nu al uren op zijn bank zat. De man was vooral verliefd als het per ongeluk ging. Tijdens het ruziemaken bijvoorbeeld als er even een stilte viel, of in de regen bij de bushalte. Ik hield zo van de man met het mes. Ik hield zo van de mensen die aarzelend begonnen te joelen. Steeds vroegen de man en ik aan elkaar: Hoe werkt het? Maar niemand wist hoe het moest. Een taart aansnijden, zitten en opstaan en huilen omdat iemand binnenkomt. Of niet binnenkomt. Er waren meisjes met witte jurkjes die bloemblaadjes strooiden. Er was een veel te lang diner maar dat gaf niet. De dag liet zich niet wegjagen van de bank. Ook na de dag was de dag er nog en de man was weer in een ander land.
Er was eens nieuws dat geen nieuws was. Je kunt het nergens aanklikken of lezen. Hoe aanwezig afwezigen zijn bijvoorbeeld en hoe missen liefde uitvergroot. Het brandt als een malle en blussen helpt niet.
Hoe verlangen de trek in een donut toe doet nemen en hoe een loonstrook jaren hetzelfde blijft. Een vlieg verdrinkt in een artikel. Een ballon komt nergens aan. Iemand zegt: ‘Alles is zoals het is.’ Iemand anders zegt: ‘Ik schreeuwde en het echode niet.’