Wie ooit op een huis gepast heeft kent het ritueel. Je tas inpakken, er naartoe fietsen, aanbellen, een beetje onwennig kletsen met je vriend S. omdat ineens onduidelijk is wie er de baas is in de hal waarin jullie staan. De tas van je rug laten zakken, een kleine rondleiding krijgen ondanks dat je hier al tientallen keren dronken op de bank sliep, benadrukken dat je niet met vieze schoenen, überhaupt niet met schoenen over het parket zult lopen, S. naar Schiphol rijden, hem uitzwaaien en op de terugweg een dikke pizza halen omdat het te laat is om nog te gaan koken, bovendien heb je genoeg gedaan vandaag.
Wanneer je terugkomt in het huis dat nu van jou is eet je de pizza waarna je de doos op tafel laat staan. Je installeert je in de slaapkamer met het grootste bed en het verst van het stuk dak waar, dat heb je al ontdekt, een vogel wat eieren heeft uitgebroed tussen pannen en plafond. Je pakt je tas uit, verschuift wat meubels (die zet je wel weer terug bij de eindschoonmaak), roept de kat naar binnen en draait daarna beide sloten van de deur op slot.
S. doet de deuren nooit op slot, dit is een dorp zegt hij dat is hier niet nodig, maar jij komt uit een stad en zo lust je er nog wel een paar. Je buurjongen vond het niet nodig om zijn fietslamp te repareren voordat hij naar voetbal fietste, Friso vond het niet nodig om een skihelm te dragen en Hillary vond het niet nodig om campagne te voeren in Michigan en Pennsylvania.
Je loopt het huis nog eens door en doet alle voor- achter- en zijdeuren op dubbel slot. Je neemt een glas water mee naar boven, een boek en je doet oordoppen in zodat je de geluiden van dit huis niet hoeft te horen. Na een paar hoofdstukken leg je het boek op het kussen naast je en val je in slaap. Je wordt pas wakker als je per ongeluk iets hoort. Iets dat mogelijk het geluid van een moordenaar zou kunnen zijn, hoewel je geen idee hebt hoe die hier terecht moet zijn gekomen.