Aan haar stem te horen was ze jong. Zo’n meisje uit de grote stad. New York of Philadelphia. Studente misschien. Als ze praatte, leek het of ze zong.
En ze wilde alles van hem weten.
‘Met welk geslacht identificeert u zich?’ vroeg ze.
‘Man,’ zei hij. ‘Ik ben een man.’
’Wat is uw hoogste opleiding? U kunt kiezen uit: enig high school, high school afgerond, enig college, college afgerond, enig universiteit, universiteit afgerond en hoger.’
Hij stelde zich haar voor. Zacht haar. Lattes macchiato. Een appartement met roommates. Een wereld vol knappe mensen en goede banen.
En dus zei hij: ‘Enig college.’
‘Ik ga u vijf keuzes voorleggen,’ zei ze. ‘Kunt u mij zeggen in welke categorie uw jaarinkomen valt? Twaalfduizend of minder. Meer dan twaalfduizend, minder dan vierentwintigduizend. Vierentwintigduizend tot achtenveertigduizend. Achtenveertigduizend tot zesennegentigduizend. Meer dan zesennegentigduizend.’
Hij keek de trailer rond, die hij voor achthonderd dollar had overgenomen van de zoon van de vorige bewoonster.
‘Dat vierde,’ zei hij.
‘De vierde categorie? Achtenveertig tot zesennegentig?’
‘Ja, die ja.’
Die waarmee hij een bmw zou kunnen betalen.
Hij voelde zich thuis in haar wereld. Licht, plezier, ontspanning. Niet die eeuwige woede.
‘Hebt u gestemd, gaat u nog stemmen, geen van beide?’ vroeg ze.
‘Ik heb al gestemd.’
‘En op wie hebt u uw stem uitgebracht?’
Alsof ze hem kon zien, trok hij de rode pet van zijn hoofd en propte hem in de zak van zijn bodywarmer.
‘Biden,’ zei hij toen. ‘Joe Biden.’