Josiens ogen gaan over het plein. Soms rent er iemand, maar dat zijn altijd jongens. De meiden zitten in plukjes tegen de muur van de school geplakt. Ze dragen spijkerbroeken met T-shirts zonder print. De jurk van de eerste dag – toen nog haar lievelingsjurk – heeft Josien diep in de kast weggestopt.
Vanmorgen pas durfde ze haar moeder te zeggen dat ze haar haar niet ingevlochten wilde. Papa begrijpt het beter, die fietst een paar straathoeken van de school een andere kant op. Dan zwaait hij half en kust haar niet. Ze weet niet of hij ziet hoe graag ze mee zou willen fietsen.
De eerste dag zei ze nog ‘Leuk’ toen haar ouders vroegen hoe het was. De tweede en de derde had ze alleen geknikt. Ze heeft uitgerekend hoe lang tot de eerstvolgende vakantie, maar dat antwoord maakte haar zo angstig dat ze het weer is vergeten.
Er is nog een meisje zoals zij, maar dat zit in een andere klas. Ze zou haar kunnen opzoeken, maar ze is bang dat zij wel ergens tussen zit, in zo’n groepje dat luidruchtig lacht om grappen die Josien niet begrijpt. Nee, ze mag nu niet denken aan het schoolplein van De Regenboog, aan dat ze precies nu ook pauze hebben, aan hoe ze zou touwtjespringen en knikkeren en kettingtikkertje zou doen. Ze wilde het zelf. Dan moet je niet zeuren.
Nog tien minuten tot de volgende les. Misschien kan ze nog een keer naar de wc, dan lijkt het alsof ze een doel heeft. Wacht, ze weet het weer: 44 dagen. In de herfstvakantie gaan ze naar de Ardennen. Op de Regenboog speelt Tamara nu buiten. Ze had de jurk op een hangertje moeten hangen, dan had ze hem morgen aangekund. Nog negen minuten. Ja, ze moet gelooft ze nu toch echt een beetje plassen.