Het begon met het uitwisselen van informatie. Een formeel gesprek bestaande uit richtlijnen, met veel meeluisterende autoriteiten.
Park belde Lee. Beiden werkten een script af.
De gesprekken gingen over grenscontroles. Eenheden. Militaire oefeningen.
Lee vertelde braaf hoe geweldig het wel niet ging, in Noord.
Park moest vooral escalatie voorkomen.
Ze spraken af om elke dag te bellen. Het gesprek was een formaliteit. Na een tijdje werd er niet eens meer meegeluisterd. Park notuleerde alles keurig en verwerkte dat in een verslag. Lee idem dito.
Tot op een dag, ergens halverwege het gesprek, Lee even stil viel.
‘Een koolmeesje’, zei hij opeens.
Park snapte er niks van. Hij bladerde haastig het script door.
‘Er vliegt een koolmeesje buiten. Ik kan hem zien vanuit mijn raam’.
Uit paniek hing Park maar snel op.
De volgende dag belden ze elkaar weer. Ze deden alsof er niks gebeurd was en vervolgden het uitwisselen van de dagelijkse informatie. Maar vlak voordat ze de formele eindwoorden zouden uitspreken, fluisterde Park opeens iets anders door de hoorn.
‘Een magnoliaboom.’
Het was stil aan de andere kant van de lijn.
‘Een magnoliaboom, vol in bloei, met witte bloemen.’
‘Dankjewel’, besloot Lee zachtjes, voordat hij ophing.
En zo, beetje bij beetje, vertelden Park en Lee elkaar steeds meer. Park vond het prachtig hoe Lee over vogels kon praten. Hij leek alles te weten, over elk vogeltje. Park wist juist veel over bomen, planten en bloemen. Langzaam verdwenen de formaliteiten.
‘Dag Park, tot morgen maatje.’
‘Ik spreek je morgen Lee.’
En elke dag typten ze netjes hun verslagen alsof er niks aan de hand was.
Lee was getrouwd en had een klein meisje thuis. Park had twee jongetjes, die waren al bijna groter dan hijzelf.
Park was een groot honkbalfan, Lee kon uren praten over voetbal. Park, een poëzieliefhebber, droeg graag gedichten voor van zijn favoriete Koreaanse dichters. Lee nam op zijn beurt muziek mee. Hij hield van oude jazz. Chet Baker, Miles Davis, Charlie Parker. Het kwam af en toe weleens voor dat Park een gedicht voordroeg op de muziek die Lee aan de andere kant van de lijn afspeelde. Het voelde bijna alsof ze bij elkaar in de kamer stonden.
Op een dag toetste Park, hij was altijd degene die moest bellen, de vertrouwde cijfers in op zijn telefoon. Hij was enthousiast. Er vloog al de hele ochtend een klein vogeltje vrolijk voor zijn raam. Hij dacht dat het een puttertje was, de favoriete vogel van Lee.
De telefoon ging over. Dat was vreemd, meestal nam Lee altijd meteen op. Park bleef wachten. En wachten. Tot de verbinding automatisch werd verbroken. Toen hij het nog een keer probeerde, kreeg hij een foutmelding. Het nummer bestond niet meer.
Hij keek nog eens naar buiten, en zocht naar het puttertje. Maar dat was nergens meer te bekennen.
Over welk nieuws gaat dit?