Hoe lang zal hij onontdekt in zijn woning liggen? Contact met buren heeft hij niet. De voordeuren blijven dicht, de auto’s rijden ’s ochtends weg en komen ’s avonds terug. Moeders fietsen’s ochtends de straat uit met een kind achterop en keren een halfuur later terug met een boodschappentas aan het stuur. Altijd hetzelfde tijdstip. Altijd dezelfde richting.
Hij denkt: ik zal ze de weg wijzen. En hij sleept met zijn voeten, trapt met de punt van zijn schoen een graspol los, zet zijn hak op een paardenbloem en draait. Maar hij is stram en traag geworden, het gras groeit sneller dan zijn voeten het kunnen vertrappen. Hij denkt niet dat hij het paadje heeft gemaakt; het is er altijd al geweest. Hij heeft het alleen ontdekt. En hij heeft meer tijd nodig om het zichtbaar te maken. Hij is bang dat niemand nog zal zien dat de aarde op bepaalde plaatsen is aangestampt en de graslaag dunner is.
Vroeg of laat zullen ze er wel achter komen. Verwonderd zullen ze het volgen: vanaf de stoep ter hoogte van nummer 17 schuin tussen de huizen door. Langs de bosjes – in de losse aarde is het pad het duidelijkst te zien – en dan scherp linksaf, door het gat dat hij in het prikkeldraad gemaakt heeft, de wijk uit, naar de plek waar de stad plotseling ophoudt.
Dit is wat hij ze wil nalaten. Als je hier staat, met je rug naar de huizen en je gezicht naar de eindeloze weilanden, als je alle mensen achter je vergeet, hun alledaagsheid, hun kou, dan kun je je één moment alleen op de planeet wanen.