Op een dag gebeurde er iets vreemds. Jenny’s konijnenhok stond wagenwijd open en Rakker het konijn was nergens te bekennen. Jenny wilde het dier oppakken voor een knuffel. Meestal verzette het zwarte dier zich eerst totdat hij uiteindelijk werd fijngeknepen door de vijfjarige.
‘Rakker, Rakkertje’ Jenny kroop onder het bankstel en de eettafel.
Daarna ging ze langs de buurjongen en vroeg of zijn konijn thuis was. Ze liepen naar de schuur waar het grote hok stond, er zat een gat in het gaas geknaagd in de vorm van een konijn. Witje was ook nergens te bekennen. De kinderen haalden de hele schuur leeg om de konijnen te zoeken tot het tijd werd om te eten.
Toen Jenny bij haar moeder moest uithuilen, die yogadocent is, vertelde haar moeder dat het konijn zijn eigen pad gekozen had en dat iedereen dat moest doen.
‘Ga jij dan ook op een dag weg?’ vroeg ze. ‘Of papa?’
‘Nee,’ zei haar moeder. ‘Jij bent ons pad en wij zitten vrijwillig gevangen in dat pad’. Na de couscoussalade werd Jenny naar bed gebracht en las haar vader nog een verhaal over een heel sterk konijn voor. Toen ze alleen in haar kamer was keek ze naar de maan die in de lucht beet, haar ouders hadden ruzie. Dat wist ze omdat haar vader dan altijd op zijn stoel wipte die dan op de houten vloer kraakte.
Toen Jenny er zeker van was dat haar ouders naar hun kamer waren, sloop ze naar beneden om nog een keer in het hok te kijken. Haar moeder had het dichtgedaan zodat hij nooit meer zijn huisje in kon. Jenny opende het weer en liep naar de voortuin. Haar blote voeten werden koud in het vochtige gras. Ze zag dat hun slaapkamerlicht nog aan was en dat haar vader met zijn rug tegen de gordijnen aan stond.
Toen zag Jenny in de verte een deken die zich over de weg bewoog. Het bleken honderden vastberaden konijnen te zijn. Ze slopen tuinen in en openden meer hokken. ‘Hebben jullie misschien hulp nodig?’, riep Jenny en ze huppelde achter de stoet aan.