Paasbrood, paaseieren, paasservetten, paasvorken, paasmessen, paasborden. Mijn zusje vertelt over Baby Jezus – niet die uit Nazareth.
Dit gaat over de Baby Jezus die geboren is uit haar hamster Maria, die net als die andere Maria ineens zwanger was zonder dat er een mannetje in de buurt was geweest. Althans, voor zover wij wisten. Maria werd een beetje dik en na een tijdje werd er één hamster geboren.
Een hamster die het helaas niet overleefd heeft. De tralies van de kooi staan zo ver uit elkaar dat een dwerghamster er kennelijk tussendoor kan klimmen. Dat heeft Baby Jezus – niet de uit (etc.) gedaan en op zich vonden we dat wel cool, maar in ons enthousiasme waren we vergeten dat oma haar kat heeft meegenomen omdat je zo’n dier niet heel pasen lang alleen thuis kunt laten. Dat zou een grove schennis zijn van de paasgedachte zei oma, en wij knikten hoewel geen van ons precies wist wat de paasgedachte is.
Hoe dan ook: Boelie heeft Baby Jezus gepakt en wij hebben er wel voor kunnen zorgen dat ze hem niet opat, maar toen we hem bevrijd hadden was hij al dood.
Na het ontbijt staat ons een klusje te wachten. Op de mat voor de achterdeur liggen een paar opscheplepels klaar en daarmee zullen we straks een kuil graven voor Baby Jezus – niet (etc.)
Maar eerst worden er herinneringen opgehaald. Mijn zusje vertelt hoe bijzonder het is dat Baby Jezus zo oud is geworden, wel bijna drie keer zo oud als de meeste hamsters, en mijn ouders knikken en kijken elkaar betekenisvol aan. Ik schraap mijn keel, maar mijn vader is sneller. Hij vraagt of er eigenlijk een manier is om hamsters van elkaar te onderscheiden; wat hem betreft lijken ze allemaal op elkaar.
Oma onderbreekt hem omdat ze zich ineens herinnert hoe fijn het is dat ze geen steunkousen meer draagt. ‘Moet je je voorstellen,’ zegt ze, ‘dan had hier vanmorgen om half 7 een zuster op de stoep gestaan om die dingen om mijn benen te hijsen.’
Wij knikken.
‘Of misschien heeft zo’n meisje wel vrij met pasen, dan hadden jullie het moeten doen.’ Daar moeten we allemaal niet aan denken.
‘Nee, die kousen zijn een aanslag op je privacy. En ik heb toch mooie benen?’
Ze heeft erg mooie benen, dus wij knikken.