‘Volgens mij wil hij niet,’ zegt de vader, een dunne, deegachtige man, met een vergoelijkende glimlach. De zoon blijft zitten waar hij zit, zijn kaken strak dichtgeklemd en zijn armen over elkaar. Ik blijf gewoon zitten, denkt hij, ze kunnen me niks maken. De buschauffeur, een slordig opgemaakte vrouw met een gedoofde sigaret tussen haar lippen, die eruitziet alsof ze al zeventig jaar achter dit stuur zit, kijkt toe via de spiegel. ‘Ik zal toch echt moeten zitten,’ zegt de man met de rollator, ‘anders val ik om.’ De vader zegt: ‘Ik kan hem toch niet dwingen?’ De man met de rollator trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Kunt u niet iemand anders vragen om op te staan?’ zegt de vader. Een vrouw van in de vijftig staat op en zegt: ‘Gaat u hier maar zitten, meneer. Ik weet niet wat er aan de hand is met de mensen tegenwoordig.’ Maar de man met de rollator zegt: ‘Dat is heel vriendelijk van u, mevrouw, maar deze jongen zit op een gehandicaptenplaats, dus als er iemand moet opstaan, dan is hij het.’
De jongen verroert zich niet. Achter de bus begint een auto te toeteren. De buschauffeur trekt haar microfoon naar zich toe en zegt: ‘De met rode stof beklede zitplaatsen zijn met voorrang bedoeld voor zwangere vrouwen, mindervaliden en mensen op leeftijd. De jongeman wordt verzocht om zijn plaats af te staan. We rijden pas verder als hij heeft plaatsgemaakt voor de heer met de rollator.’
De vader wordt rood. Hij fleemt: ‘Boortje, wil je heel lief zijn en opstaan voor die meneer? Anders rijdt de bus niet verder, zegt de mevrouw, en dan moet je lopen.’
Boortje reageert niet.
‘Als je opstaat, krijg je thuis een ijsje.’
Boortje kijkt hem aan.
‘Twee ijsjes,’ zegt hij.
‘Goed dan, twee ijsjes.’
‘En een rolo nu.’
De vader steekt een hand in de zak van zijn beige regenjas en haalt een aangebroken rol rolo’s tevoorschijn. Hij haalt er eentje vanaf. Zijn zoon grist hem uit zijn hand, steekt hem snel in zijn mond en klemt zijn armen weer over elkaar.
‘Dan moet je nu wel opstaan voor die meneer, Boortje.’
Met op elkaar geperste lippen schudt hij van nee.
Als je gewoon blijft zitten, kunnen ze je niks maken.
Dat heeft hij van zijn grote broer geleerd.