Je herinnert je de momenten die andere ouders zich herinneren. De dag dat hij geboren werd en hoeveel haar hij meteen al had. Dat iedereen zei dat hij op je leek.
Je herinnert je het moment waarop je dacht dat hij ‘papa’ zei, en je herinnert je het moment waarop je voor het eerst zeker wist dat hij het zei. Je herinnert je zijn eerste schooldag. Je herinnert je een tekening van een huis met schoorsteen. En een tekening van jou en je vrouw, hij heel klein tussen jullie in.
Je herinnert je het moment waarop je hem voor het eerst niet begreep. Hij zat op de middelbare school. Aan de eettafel begon hij over een ruzie, iets met een klasgenoot. Het was een onsamenhangend verhaal. Toen je doorvroeg werd hij boos.
‘Er is maar één leven, en ik moet dat leven leiden,’ had hij gezegd.
‘Wat bedoel je toch,’ vroeg je.
‘Laat hem,’ zei je vrouw. ‘Het is de puberteit.’
Hij gooide zijn bestek op zijn bord en liep zonder iets te zeggen van tafel. Je liet hem gaan.
Je herinnert je het moment waarop je voor het eerst bang voor hem was, maar daar wil je niet aan denken.
Hij wilde nergens over praten. Hij was altijd boos en leek soms in een andere wereld.
Je herinnert je gesprekken op school, zijn dalende cijfers, bezorgde leraren. Je herinnert je zijn diplomering. Je was zo trots, maar hebt na afloop gehuild om hoe eenzaam hij tussen zijn uitgelaten klasgenoten stond.
Je herinnert je hoe je ’s nachts wakker schrok als hij belde. Je stapte uit bed en bleef aan de lijn tot hij op wilde hangen, ook al moest je de volgende dag werken. Hij zei raadselachtige dingen. Je was blij dat hij niet meer thuis woonde, tegelijkertijd maakte het je angstig.
Je herinnert je gesprekken met instanties. Je herinnert je dat je met de vuist op tafel sloeg wanneer iemand je zei dat ze hem niet konden helpen. Je herinnert je de nieuwsberichten over veranderingen in de zorg. Je herinnert je de berichten over de toename van verwarde personen. Je herinnert je dat je hem eens drie maanden niet sprak. Wel sprak je een medewerker van het zorgteam van de gemeente. Hij had het over zelfredzaamheid.
Je herinnert je telefoontjes van de politie, wanneer hij ergens in verwarde toestand aangetroffen was. Naakt. En telefoontjes naar instellingen die steeds maar vonden dat zijn zorgvraag niet goed bij hun aanbod paste. Of geen ruimte meer hadden voor nieuwe patiënten. Niemand leek echt te luisteren als je vertelde wat er aan de hand was.
Je weet nog goed dat je op een gegeven moment niet meer wist wat je voor hem kon doen.