Ik ging die ochtend monter op pad om op een splinterpartij te gaan stemmen.
Niet doen, je stem zal verloren gaan! hadden al mijn kennissen me ingeprent, maar ik wist dat mijn stem juist niet verloren zou gaan. Stel, je bent een splinterpartij, de Buurtpartij, de Levensvreugdepartij, de Partij voor de Verwarde Mensen, de Partij Voor Het Verjagen Van Zakkenvullende Leugenaars, en je weet dat je de kleinste splinter bent aan het firmament. Je hebt nul kans op een zetel, alleen vrienden en kennissen geloven in je – als je geluk hebt – en toch blijken er een paar echte mensen op je te hebben gestemd! Bij voorbaat word ik blij van het gezicht achter de splinterpartij waar ik op heb gestemd bij het horen van de uitslag. Voor zo iemand telt elke stem. Stel hij of zij krijgt tweehonderd stemmen, dan is de mijne maar liefst een halve procent! Noem dat maar verloren. Nee, de stem die op geen enkele manier tussen de andere oplicht, met honderdduizenden tegelijk als plankton in de muil van een walvis verdwijnt – dat vind ik nou een verloren stem.