Hij was de eerste van de klas die zijn naam kon spellen. Trots als een pauw kwam hij die middag thuis, hield het vel papier omhoog waarop hij het huis had getekend, de flat. Midden op een grasveld alsof de aanleunende gebouwen nooit bestaan hadden. In de linkerbovenhoek een stralende zon met grote glimlach en in de andere hoek zijn naam. Zelf geschreven. De laatste twee letters een regel lager. In het begin is het nog lastig inschatten hoeveel ruimte je voor jezelf moet reserveren. Deze tafel, precies hier, hier schreef hij die avond op een nieuw vel papier opnieuw zijn naam, en nog eens, en nog eens.
Daar, daar die hoek, waar nu die plant staat om te verbergen dat het kleed er wat versleten is, daar zat hij altijd. Hij had een schoenendoos vol autootjes, felgekleurd, het ene nog sneller dan het andere. Zijn favoriet was er een waar ik vroeger zelf mee had gespeeld en had bewaard. Zwart met geel-rode vlammen aan de zijkant. Een van de banden ontbrak en ik weet nog dat de wieltjes piepten wanneer hij ze rond liet gaan. Uren kon hij zo zitten, ik had geen kind aan hem.
U moet weten, hij is een slimme jongen. Erg pienter. Als hij iets snapt, dan snápt hij het. Snapt u wel? Het probleem is alleen dat wanneer hij het niet snapt, hij afhaakt. Zijn interesse verliest. Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Hij had een veel hoger schooladvies moeten hebben. Misschien had ik hem meer moeten helpen met zijn huiswerk, misschien is dat het. Ik zag hem soms wel worstelen met de stof, maar ik moet bekennen dat ik er zelf ook weinig van bakte en aan het eind van een dag ben je ook gewoon moe, kent u dat?
Zijn cijfers nu? Ja, die laten te wensen over. Het is allemaal kantje boord. Ik weet eigenlijk niet of hij überhaupt nog wel de tijd neemt om echt iets aan school te doen. Hij wil architect worden, zegt hij soms. Ik denk dat hij alles kan wat hij wil, als hij zich maar inzet. Nee, hij is niet vaak thuis. Met z’n vrienden. Jongens hier uit de wijk, ik weet niet precies waar ze wonen. Wat ze dan doen? Ja, geen idee, nee, op een gegeven moment moet je ze loslaten hè. En erop vertrouwen dat ze geen rottigheid uithalen. Ze zijn toch groot, je kan er niet altijd boven blijven hangen.
Het is een lieve jongen, echt. Of ik iets gemerkt heb toen hij die avond thuiskwam? Nee, eigenlijk niet. Weet u, hij brengt veel tijd op zijn kamer door, dat doen jongens van die leeftijd hè. Heeft u eigenlijk kinderen? Ja, nee, hij liep gewoon door naar zijn slaapkamer. Als ze dan opeens voor de deur staan, dan schrik je wel ja. Het was alsof de hele wereld stopte met draaien. Ik heb hem maar heel kort kunnen spreken. Hij was opeens weer zo klein, daar in die kille ruimte. Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft. Of ik hem geloof?