Vanuit het keukenraam ziet ze de zwarte voren liggen.
Vet en zwart.
Miezer.
Een kauw, juveniele, pikt. Worm, of anderszins.
Hipt, huppelt bijna op zijn pootjes.
Klei aan zijn vlerkjes. Onwennig nog.
Vandaag is het een dag van poten.
Aarde door haar handen.
Rimpelvel.
Rouw onder haar nagels.
Wat ze gaat oogsten weet ze niet:
laten het er alsjeblieft meer dan honderd zijn.
Over welk nieuws gaat dit?