Vanonder mijn laken hoor ik hoe hij in de badkamer zijn handdoek omslaat, zich scheert, zijn trui aantrekt. Dan zijn zware lichaam dat de trap afloopt. Onze liefde neemt vaker een ongebruikelijke vorm aan. Nu de vorm van afstand. Ik blijf liggen. Ik hoef nog even niets aan te raken en niets raakt mij aan.
Jaren geleden. Een weekendje Milaan. We kenden elkaar net drie weken. De stad bestond alleen voor ons. Elegante etalages, glazen wijn, de verrukkelijke straten onder onze voeten: alleen voor ons. Toen we ’s avonds een stel valse honden tegenkwamen, stapte hij direct tussen mij en de honden in. Ik schoot in de lach. ’s Nachts beet hij me zachtjes en daarna harder in mijn nek.
Nu veegt hij beneden het glas op en zet het sportnieuws aan. Koelkastdeur, bevroren fruit in de glazen maatbeker, het geluid van de blender. Ik zucht één keer en herpak daarna mijn gelijkmatige ademhaling. Zo voel ik mijn neus minder. En mijn ribben. Tv uit. Voordeur. Auto start. Wegrijdend lichaam.
Afgezien van de gebruikelijke buurtgeluiden is het stil. Vreemd stil. Bewegen of zo lang mogelijk niet bewegen? Ik ben nieuwsgierig hoe het er beneden uitziet. Voorzichtig voel ik aan de stijve plek op mijn lip. Soms laat hij iets voor me achter. Iets liefs. Laatst vond ik mijn uit de krant gescheurde horoscoop met een smiley erbij. Of hij schrijft een briefje met ‘Rustig aan. Filmpje vanavond?’. Of: ‘Zonder elkaar zijn we NIETS, liefje.’