Ik kijk schichtig om me heen en zet mijn kraag op. Cool blijven. Angst kunnen ze ruiken. Er komen met een rotvaart twee jongens op fatbikes langs. Even denk ik – maar dan zijn ze alweer weg. Ik staar ze na, slaak een zucht. Had ik nou maar meer drugs gedaan vroeger. Zenuwpees.
Ik deed van jongs af aan de was thuis. Ik kookte, ik ruimde op. Mijn kamer was schoner en netter dan die van mijn ouders. Ik hou van structuur. Van comfort. Iets om je aan vast te houden. Dat je weet wat je verwachten kan. Ik kijk naar het appje. ‘Kruispunt, Ruisstraat, 22 uur 30. Nummer onbekend.’ Dat is hier. Dat is nu. De straat is leeg. Ik besluit van mijn auto naar de boom te lopen. En weer terug.
De nacht wordt kouder. 22 uur 50. Ik ben weer onderweg naar de boom. Even overweeg ik om gewoon naar huis te gaan. Ik denk aan het diner van volgende week. Nee. Ik sta hier nou toch. Effe doorbijten. Precies dan trilt mijn telefoon. ‘Eyo vijf min, sorry.’
In de verte mishandelt iemand een brommertje. Denk ik. Zo klinkt het. Het komt steeds dichterbij. Ik zet weer koers richting mijn auto, maar bedenk me dan dat ik daar natuurlijk niet naast wil staan. Dan hebben ze mijn nummerbord. Ik kies een willekeurige Skoda en ga op de motorkap zitten.
Sputterend en overslaand komt er na enkele minuten een bijzonder grote vent op een vrij klein brommertje de hoek om. Hij grijnst van oor tot oor. Zijn ogen twinkelen. Hij zet de motor af en rolt uit tot iets minder dan een halve meter voor me. Ik zet een stap naar achteren. Hij steekt joviaal zijn hand uit, zonder van de brommer te komen. ‘Olivier. Zeg maar ollie.’
Een moment slaat paniek toe. Moet ik hem mijn echte naam vertellen? Is zoiets veilig? Ik kijk hem aan maar weet niets te zeggen. Hij haalt zijn schouders op en tovert uit zijn binnenzak een groene fles tevoorschijn. Hier. Je krijgt een tientje korting van me omdat ik te laat was. Hij praat vrij hard. Ik kijk snel in het rond en geef hem zijn geld. ‘Dankjewel’ weet ik uit te brengen. Mijn stem trilt. Hoofdschuddend probeert hij de brommer weer te starten. Na een keer of vier lukt dat. ‘Succes he’ zegt hij dan. Ik vraag me af waarmee. ‘Dankjewel’ zeg ik weer. Ik haal mijn handen uit mijn zakken, maak een halve beweging en stop ze toch maar weer terug. Hij geeft gas. Na een minuut of 8 is hij niet meer te horen. Ik ga trillend van angst en blijdschap in mijn auto zitten. Het is gelukt.