toen je moeder en ik, snoeperig zoet
tussen polyester satijnen lakens
de vruchtbare boom beklommen
bezworen wij een plan voor jou
bloed kruipt ondoorgrondelijk
dat snappen we. en appelbloedluizen
verspreiden zich razendsnel
met hun verminkende wollige was
maar zelfs reageerbuisbaby’s
drinken geen supermarktmelk, zoon
laat de appel niet zo ver afhellen
wees redelijk
het kind met het gezicht van zijn moeder
ruikt naar blauwe rozen
de vrucht met een gezicht van deuken
beschimmelt
daar op het schoolplein hangen
de vormloze kinderen
met hun gifgroene overtuigingen
gemaskerd bovenaan het klimrek
nooit hoog genoeg voor ze
vrees niet mijn zoon, je zal ze bekijken
met argusogen het monster slaapt
ondergronds in een foetushouding
en we laten het daar
als zoon ben je geboren en
zoon zal je zijn, vrouw
het ontwerp is in je gegraveerd
met een mes. we hebben zin
in een toekomst met jou
vandaag branden we het hout
en slijpen we je tong voor al je
misdragingen. laten we samen
je barbies onteren