De bijeenkomst vond plaats in het grootste geheim. Brent en Marc hadden wel eerder met vertrouwelijke informatie te maken gehad. Ze hadden documenten getekend, opgemaakt uit woorden die uitsluitend in het leven geroepen waren om juristen van werk te voorzien. Ze waren onderzocht, gescreend, gecontroleerd en ingezworen, maar nog nooit hadden ze een procedure doorlopen die zo grondig was als deze.
De locatie van het overleg was onvindbaar. Er zaten geen ramen in de kelderruimte die voornamelijk gebruikt werd als opslagplaats van fabriekslampen. Het tweesterrenhotelletje dat de kelder zijn bestaansrecht verleende had geen naam en om er te komen moest je een nauwe steeg lokaliseren die gemarkeerd werd met een bordje waar, met de hand, ‘doodlopende weg’ op stond geschreven. Bij de ingang wees Brent op een ander bord waarop stond ‘einde doodlopende weg’. “Dat is typisch Brussel,” zei Marc die voor de eerste keer in zijn leven in België was.
“Ten overvloede: dit gesprek vindt niet plaats.” De man die hen begroette met deze woorden was de langste van de drie en de enige die was opgestaan. Hij had een bekend gezicht. Misschien was hij ooit in een praatprogramma geweest, of misschien had hij gewoon zo’n gezicht dat zich makkelijk laat plaatsen.
“U bent marketeers?” De nadruk lag op de laatste lettergreep en de kleine corpulente man aan het uiteinde van de geïmproviseerde tafel liet zo zijn afkeer van de term blijken.
“Wij werken in de communicatie,” verduidelijkte Marc zonder daarmee werkelijk iets duidelijker te maken. “We bedenken verhalen, concepten en campagnes die indruk maken. Dat doen we in de meest uiteenlopende situaties en sectoren. Van niets, iets maken; daar zijn wij goed in!”
“Van niets, iets maken. Heel goed. Daarom zijn we hier.” De derde man droeg een volle, donkere baard. Hij sprak zacht en langzaam. Hij moest de leider zijn. “Wij werken ook in de communicatie al zorgen wij er doorgaans voor dat we van iets, niets maken. We heten soms lobbyisten, soms consultants en soms spindoctoren. Liever nog hebben we geen naam.”
“Heren, u bent bekend met de milieuproblematiek?”
“U bedoelt…?”
“Ik bedoel de belabberde staat van onze planeet.”
Brent en Marc gaven met hun lichaamstaal aan dat ze weleens gehoord hadden van de belabberde staat van onze planeet.
“Zeer binnenkort organiseren wij een publiek evenement rond deze problematiek. Onze opdrachtgevers zijn van mening dat hier behoefte aan is.”
De corpulente man nam het woord van de baard over: “Bij dit evenement zullen politieke zwaargewichten aanwezig zijn. Hun acte de presence zal het een zekere autoriteit verschaffen.”
Brent knikte terwijl Marc aantekeningen maakte. Hij zette een streep onder ‘zwaargewichten’.
“Na de bijeenkomst zullen we wat presenteren zodat het lijkt alsof het samenzijn vruchtbaar was. In werkelijkheid zal er geen seconde gesproken worden over de milieuproblematiek.”
Brent keek vragend naar zijn collega die nogmaals een streep onder ‘zwaargewichten’ zette.
“U wilt dat we liegen?”
“Ik wil dat jullie van niets, iets maken.”
“Een voorbeeld.” De baard nam het woord over. “Hoe zouden jullie dit evenement noemen? Wij zaten te denken aan natuurvergadering.”
“Of milieumeeting. En dan noemen we de resultaten die we presenteren planeetconclusies.”
Marc draaide de dop op zijn pen en verfrommelde zijn aantekeningen. Brent keek angstig naar de bewegingen van zijn collega die nu zijn vinger ophief en zorgvuldig leek na te denken over zijn woorden.
“Klimaattop!” Zei Marc. “En de zogenaamde resultaten presenteren we in een zogenaamd klimaatakkoord!”
De man met de baard keek tevreden en stond op van de tafel. “Heren u heeft het begrepen. Gaat uw gang.” Als laatste van de drie verliet de lange man met het bekende gezicht de ruimte. “Misschien ten overvloede, maar: dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden.”