‘O, Marc,’ zei Marianne.
‘O, Marianne,’ zei Marc.
‘Het mag niet. Onze liefde is verboden.’
‘Het gevoel is te sterk. Mijn liefde voor jou is te groot.’
Ze keek naar hem op. Hij lachte naar haar met tanden die parelwit afstaken tegen zijn gebruinde huid. Ze voelde zijn krachtige armen om haar heen. De armen van de wet, die haar altijd zouden beschermen.
‘Waarom willen ze onze liefde niet accepteren?’ vroeg ze.
‘Ze kunnen het niet. Onze liefde is te groot. Ze hebben angst.’
Een onderknuppel kwam binnen met de gegadigden voor de aanbesteding van de nieuwe softwarepakketten. Zonder Marianne los te laten zocht Marc in de lijst naar zijn familienaam. ‘Deze,’ zei hij, en hij zette er een kruisje naast. De onderknuppel maakte zich uit de voeten, even geruisloos als hij was binnengekomen.
‘Volgende week moet ik naar een congres in Thailand. Ik wil dat je meegaat,’ zei hij.
Smachtend keek ze hem aan. Haar ogen waren zo blauw als de Zuidchinese Zee. Niets, niets wilde ze liever! Maar het was onmogelijk. ‘Marc, dat… dat is belangenverstrengeling!’ wist ze wanhopig uit te brengen.
Marcs blik verstarde. Opeens was hij zakelijk, haast streng. Zijn staalblauwe ogen straalden gezag uit.
‘Dat moet dan maar,’ zei hij ernstig.
‘O, Marc,’ zei ze, terwijl ze op haar telefoon een business class ticket boekte bij Swissair. ‘Onze liefde gaat boven alles.’