Er klinkt geschreeuw op straat. Dat gebeurt wel vaker maar het wordt steeds harder. Ik loop naar het raam die in deze tijden als televisie fungeert. Ik begrijp het begrip ‘achter de geraniums’ steeds beter en dat je daar geen geraniums voor nodig hebt.
Er staat een auto stil, zwarte auto, de deur van de bijrijdersstoel open. Een vrouw op een fiets die ze op de standaard heeft gezet. Ze staat op gepaste afstand te schreeuwen naar de passagier. De chauffeur blijft zitten. Ik zie handen op een stuur. De auto draait stationair. De schreeuwende vrouw schreeuwt: Je hebt toch ogen in je hoofd.
Achter de auto ligt een dode duif op de weg. Behoorlijk dood gereden. Er staat een andere vrouw boven die afwisselend bij het dier hurkt en dan weer haar benen strekt maar het dier niet uit het oog verliest, alsof ze het tot leven kan wekken.
Ik zie het gebeuren, schreeuwt de vrouw weer. Hoe kun je dat nou doen? Je rijdt gewoon door. Je rijdt toch niet gewoon door. Hoe kun je dat nou doen. Je hebt toch ogen in je hoofd. Ga uit mijn ogen. Je ziet het toch.
De vrouw op de passagiersstoel stapt even uit maar stapt dan weer in. De chauffeur blijft in de auto zitten.
In de schrijfles die ik op zoom geef, praten we over hoe de versoepeling voor iedereen werkt. Iemand is naar de pedicure geweest. Twee mensen hebben een barbecue gehad en vonden dat vermoeiend. Iemand heeft haar ouders gezien op anderhalve meter afstand. Ze zegt dat ze ze liever niet gezien had. Haar zoontje, die dit jaar nog geen tien dagen naar school is geweest, mag niet met de juf knuffelen. En ook al was de klas gehalveerd, hij vond het nog druk. Iemand zegt dat nu we weer mogen, er ineens weer de druk is van presteren.
Je staat in de wacht en luistert naar schelle muziek en tussendoor een mensenstem die zegt dat de medewerkers nog steeds in gesprek zijn, oh mensenstem, je bent nog steeds in gesprek en dan weer muziek waar je anders nooit naar luistert.
Wat gebeurt er als ouders ziek worden en kinderen alleen thuis moeten blijven. Twee balkons verder gaan ineens alle balkondeuren open. Uit iedere deur komt een puber gedanst. Er klinkt reggaeton uit de speakers. Hun armen als harkpoppetjes. Als krabben lopen ze zijwaarts. Ze kijken elkaar niet aan.