‘I’m no service! See? Look! Bus driver!’
Hij maakt er wat handgebaren bij en wijst naar zijn pet. ‘Connexxion’. We staan op station Amsterdam Bijlmer Arena, het is namiddag. Het regent zachtjes buiten. De chauffeur heeft het tegen een wat kleine gekleurde man wiens jas over een kaartjesautomaat van de NS ligt gedrapeerd. De jas is gescheurd, evenals zijn onderlip. Hij heeft intense grijsblauwe ogen. Ze kijken alsof hij de wanhoop nabij is. Nog maar eens proberen.
‘No, no cash, sorry.’
Een lange jongen met een polo en sjaaltje, van wie ik heel zeker weet dat hij cash heeft, wijst hem zonder naar ‘m te kijken af. Ik sta al een tijdje te twijfelen of ik wil helpen. Het ziet er niet naar uit dat iemand anders dat binnenkort gaat doen.
Mijn trein gaat over 7 minuten. Als ik die mis, moet ik een half uur wachten. Niet dat ik iets moet vanavond, maar toch. Hij kijkt me aan en wacht.
Ik heb het geld niet om een kaartje te kopen voor je, denk ik. Dat is de waarheid, ik heb zo’n 10 euro op mijn rekening, maar ik voel in mijn buik dat het verkeerd is. Misschien dat als ik naar hem toe ga dat hij mijn geld helemaal niet wil. Hij verknijpt een briefje in zijn hand.
Stel ik was naar hem toe gelopen
Had hij me vriendelijk toegesproken.
‘Jij weet hoe kaartje kopen. Ik ben niet mee opgegroeid. Jij jong. Jij kan alles nog.’
En hij had gelijk gehad.
Ik had een kaartje voor hem gekocht, want ik weet hoe de touchscreen werkt en ik spreek zowel Nederlands als Engels.
Met zijn eigen geld nog wel.
Dan was ik trots en tevreden naar huis vertrokken
Blij dat ik mijn burgerplicht had voldaan.
Dan had ik er s’avonds met mijn huisgenoten over gepraat.
En geconcludeerd dat we niet op zo op het eerste oog moeten oordelen.
Stel.
Ik heb me omgedraaid
Ben ingecheckt.
En naar het perron gegaan.
No service! See?
