Johan zit op bed. Hij heeft nieuwe sokken aan. Blauw met een witte streep. Als hij gaat staan valt zijn broekspijp precies op zijn schoen waardoor je de sok niet meer ziet. Hij gaat weer zitten. Er kriebelt iets in zijn buik. Het is geen honger. Ook is Johan niet verliefd. Tenminste, niet voor zover hij weet. Hij staat op en loopt de trap af. Zijn moeder geeft hem een kus en kamt zijn haar. Ze zegt dat hij er knap uit ziet vandaag. Samen drinken ze koffie met veel melk. Johan mag er vandaag een extra suikerklontje in.
Op het podium staat zijn keyboard al klaar. Op de toetsen zitten stickers in felle kleuren. De C is geel, de D is blauw en de F is groen. Johan tuurt de zaal in. Zeventienduizend lege plekjes. Over vijf uur zit de zaal hutjemutje vol. Hele Ziggo Dome uitverkocht. Voor Johan komen er zeven mensen kijken. Zijn ouders, zus Carla, Inge en Maud van tegenover, Bas én tante Ida. Tante Ida komt altijd kijken als Johan speelt. Een keer moest ze een beetje huilen maar dat was van geluk zei ze. Of nee: van ontroering. Dat vindt Johan een mooi woord. Net als xylofoon en dekbedovertrek.
Johan zit naast zijn moeder in de auto. Dirigent Lyan zwaait hem uit. Johan zwaait terug en legt dan zijn handen even op zijn wangen. Ze gloeien. Het is geen koorts. Ook is hij niet verliefd. Tenminste, niet voor zover hij weet. Het gloeien begon toen het concert afgelopen was. Johan sloot zijn ogen en even waren de zeventienduizend mensen stil. Zo stil dat hij dacht dat ze al vertrokken waren. Toen begon het. Het klappen en joelen, het stampen en fluiten, het zwaaien en springen. Hij opende zijn ogen en zag hoe een meisje vanaf de eerste rij hem een kushandje toewierp. Het gloeien heeft nu via zijn wangen zijn oren bereikt. Het is een prettig gloeien. Johan strekt zijn benen en ziet de witte streep op zijn nieuwe sokken. Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven.