Er staan nog drie mensen voor Kim te wachten. Een zakenman krijgt de beurt. Hij heeft zijn riem opgerold en in de bak gelegd. Ontspannen doet hij zijn portemonnee en zijn telefoon erbij. De douanier vraagt iets, de man schudt zijn hoofd en mag door het poortje lopen. De lichten blijven uit. Nu staan er nog twee mensen voor Kim te wachten. Ze drukt haar viesgroene tas tegen haar heup. Straks gaat ook zij door het poortje en na vijf films en een dutje zal ze weer thuis zijn. Geen probleem. Ze klopt voorzichtig op haar tas.
De douanier vraagt iets aan de tweede wachtende voor Kim. Kim let niet op. De reis is te snel voorbij gegaan, denkt ze. Maar het was ontzettend mooi. Australiërs zijn hartstikke leuk en los. Alleen de luchthavenaustraliërs zijn niet aardig, die zijn juist streng en heel stom. Het werd Kim ontzettend vaak gezegd voordat ze op reis ging. ‘Pas wel op hè, je mag bijna niets meenemen. Dat heeft alles te maken met de konijnen.’ Kim zei dan altijd iets van ‘ja, ja’, want ze wist dat natuurlijk al omdat ze trouw Border Security op tv volgt.
Ook bij de tweede wachtende blijft het poortje kalm. De vrouw voor Kim moet wel even de armen uitspreiden, maar mag dan ook door. Eigenlijk vallen de luchthavenaustraliërs best mee. ‘Komt u verder,’ zegt de douanier tegen Kim. Dus komt Kim verder.
‘Iets om aan te geven?’
‘Niets om aan te geven,’ zegt ze en ze houdt haar tas stevig vast, maar niet té, want dat zou niet gezond zijn. Ze legt de tas in de plastic bak en wil hem snel voorbij de douanier schuiven.
Hij houdt de bak tegen: ‘Dan mag ik vast wel even in uw tas kijken?’
‘Absoluut niet,’ antwoordt Kim, maar de man doet het toch. Zo zijn die Australiërs.
De douanier ritst heel voorzichtig de tas open. Dan kijkt hij naar Kim. Dan weer naar de tas, of nee, naar de inhoud van de tas. Er steken twee pluizige oortjes uit. Het linker beweegt kort. ‘Maar dit is een koalabeer?’ roept de man.
Kim wist dat natuurlijk allang. ‘Zijn naam is Alfred,’ antwoordt ze.