Nog even over die kushand van André van Duin. Ik dacht meteen aan mijn middelste broer, die heet ook André. Maar hij kan niet kussen.
Nu kan hij wel meer niet. Hoelahoepen, voetballen, autorijden, tekenen, de wc netjes achterlaten, lezen, schrijven, praten. Mijn broer is 54, hij is bijna kaal en heeft een beetje een buikje. Zijn broek hangt vaak half over zijn kont. Die sjort hij omhoog als je er wat van zegt. En tien tellen later hangt de broek weer op half zeven. Als in een gesprek het woord ‘weggaan’ valt, loopt hij naar de kapstok om zijn jas te halen. Hij staat al bij de deur als hij me door het raam heeft zien aankomen, want soms ben ik aan de beurt voor bezoek. Dan maken we een wandeling en halen we wat lekkers bij de bakker. Hij heeft lieve bruine ogen, hij bijt boos in zijn hand als hij verder moet wandelen maar liever omkeert, hij zingt 3 maten van ‘de herdertjes’ en van alle sinterklaasliedjes. Hij houdt van lekker eten en kijkt graag in keukenkastjes.
En André kan niet kussen. Hij snapt het principe; bij ‘krijg ik nog een kus?’ buigt hij naar me toe en raakt hij met zijn lippen mijn wang aan. Maar hij snapt niet dat je die lippen helemaal moet aanspannen, dat je moet zuigen. Dat dat een geluidje oplevert. De Andrékus voelt nooit zo prettig. Als een extreem slap handje.
Ik kus mijn theeglas. Daarna doe ik de Andrékus. Het verschil schokt me. Een ijsje of een schepje suiker. Een marathon of een blokje om. World of Warcraft of Pong.
André wordt gekust, zo nu en dan, door zijn zussen, door een medebewoner misschien. Maar hij kan niet kussen.